ANDEBIJK
  • Home
  • De OudHerkse Blumengarten Bibliothek
  • Geheime Sprookjes
  • Mijn Daguerreotypes

verkoop van afgevoerde boeken 2

21/10/2012

2 Reacties

 
Foto
De volgende reeks boeken uit de bibliotheek-verkoop van gisteren zijn ook van diverse aard, maar alle veel bescheidener in omvang en uitvoering. Toch hebben ze alle, op één na, eenzelfde kenmerk: de stevige en zeer beschermende bibliotheekjas, die er voor zorgt dat de boeken niets van hun ouderdom verraden. Normaal ben ik eerder afkerig van boeken die uit een bibliotheek komen. Maar het heeft ook zijn goede kanten: ze zijn relatief weinig gelezen en goed bewaard. Maar er is nog een andere redenering die zichzelf in zijn logica helemaal omgekeerd heeft, en voortaan meer en meer zal toegepast worden. Mijn speciale smaak voor boeken is reeds gekend: ik heb een afkeer van de huidige bestsellers. En het bleek eens te meer het geval te zijn dat de tafels en dozen vollagen met het populaire voer. Als ik sommige van die boeken opensloeg, merkte ik tot mijn afgrijzen de gevolgen van het menigvuldig zorgeloos bepotelen van die boeken. Losse en gescheurde, soms zelfs ontbrekende bladen zijn er het rechtstreekse gevolg van.

Het ligt dus voor de hand dat ik niet naar de fictie, maar naar de non-fictie duik. Ik wend dus mijn speciale smaak aan, die grondig afwijkt van die van mijn mede-bibliofielen, en koop die boeken die er goed uitzien, dan ben ik reeds voor driekwart overtuigd van het feit dat het een boek is dat niet populair, en dus waarschijnlijk zeer geschikt is voor mij. Dat laatste kwart is dus niet meer dan de bevestiging dat het boek koopwaardig is. Een enkele keer laat ik me door andere redeneringen leiden, zoals bij de aankoop van Essays van Simone de Beauvoir (Oog om Oog). Deze auteur heeft een boel fictie geschreven, maar dan steeds vanuit haar filosofische vertrekpunt. En deze essays zijn bezwaarlijk als fictie te aanzien. De beslissing was zeer vlug genomen, hoewel het boek netjes tussen de fictie verzeild was geraakt. Mijn aanpak ontslaat me dus niet van de verplichting toch even alles te doorzoeken. Ook tussen de fictie steekt werk van interesse.

9. Oog om Oog" van Simone de Beauvoir herinnert mij rechtstreeks aan mijn schooltijd, toen Sartre en de Beauvoir middels het existentionalisme mijn levenspad beroerden. Haar essays laten dan weer rechtstreeks in haar denk- en leefwereld kijken. De inleiding op zich is al de moeite waard, want hierin wordt rechtstreeks een beschouwing gegeven over de levensomstandigheden zoals ze door de overlevende intelligentia opgebouwd én ondergaan werden. De oorlog had geen enkele afbreuk gedaan aan de intellectuele ontwikkelingen. Sommige hebben hun vingers verbrand, andere hebben zich eruit gepraat, nog andere zijn boven alle twijfels verheven. Zo ontwikkelt Simone de Beauvoir in de jaren 1944 - 1955 dan ook haar redeneringen in deze essays, die niet alle meer even leuk zijn om te lezen, maar die toch aantonen hoe zeer de mensen nood hebben aan anderen die in staat zijn al die onuitgesproken gedachten helder te formuleren. Ik heb er alle begrip voor dat dit boekje slechts door een handvol mensen geopend is. Het is geen gemakkelijke literatuur, en het is toch nog steeds de norm om het leven te vatten in een goed verkoopbare, maximaal vijftig tinten bevattende poel van plezier. Soms mag er al eens harder nagedacht worden.

10. Nog zo een moeilijk geval heb ik tussen voor- en achterplat gevonden onder de titel: Dimensie Jozef Eijckmans. Het betreft een zwaar ingebonden bibliotheekversie van een driemaandelijks literair tijdschrift, de vijfde jaargang nummer 1 van oktober 1980. De Nederlandse dichter Jozef Eijckmans begon slchts op zijn vijftigste jaar te dichtenn, en daar hij een muziekkenner was, heeft hij meermaals de muziek voor zijn kar gespannen om poëzie te creëren. De diagonale lektuur van dit boek heeft me vlug tot één besluit gevoerd: hier moet zweet achter gelaten worden om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Ook de critici, die in dit speciale Eijckmansnummer hun visie op een aantal van zijn werken gaven, weten niet altijd wat ze moeten vertellen, en beginnen dan maar zweverige taal te lossen, die af en toe duidelijk laten uitschijnen dat hun woorden een beetje naar de feiten gezet worden. De kritiek op "Achtendertig Componisten, met een nawoord van Maarten 't Hart" door Lucette Oostenbroek lijkt me daar een voorbeeld van. Als Eijckmans een hoogst criptisch gedicht schrijft over Philippe de Vitry, grijpt zij een verwijzing aan naar "het henegouwse huis" om stelling in te nemen. De criticus stelt vooreerst dat niemand alle 38 componisten hoeft te kennen, noch hun werk. Dat zelfs niet kan. En daar ben ik het volkomen mee eens. Dus, vervolgt zij, concentreer ik me maar op de woorden. Daar ben ik het nog steeds volkomen mee eens. Maar dan komt het.

"Het "henegouwse huis" geeft je een aanwijzing voor de middeleeuwen..." Ah. Dat lijkt me een stap die zelfs voor een intellectueel te ver gaat. Je hoort henegouws, en je besluit: middeleeuws? Ja, hoor, want de zin gaat verder: "(...middeleeuwen), en inderdaad, in mijn muziekencyclopedie vond ik hem: Philippe de Vitry, theoreticus/componist uit de 14de eeuw, die een nieuwe vorm van componeren, van muziekschrijven initieerde." Dit gedicht, zo schoot onmiddellijk door mijn gedachten, wekte bij haar geen inwendige klanken op, dus las ze alleen maar de woorden. En ze kende de Vitry niet, maar toch dacht ze spontaan aan middeleeuwen, waarna ze haar encyclopedie raadpleegde om vast te stellen dat hij dus een 14de eeuws musicus was... Zullen we het in een eerlijker volgorde zetten, en zeggen dat ze, na het lezen van zijn naam geen klanken hoorde (tot daar klopt het plaatje), dan de encyclopedie ter hand nam, om daar dan te lezen: 14de eeuw, en alzo te besluiten: middeleeuwen? Ik zou het eerlijker, en dus mooier gevonden hebben dat ze het dan ook zo schreef. Maar kritiek op critici is zowat de gevaarlijkste bezigheid die een eenvoudige blogschrijver kan hanteren. Ik ben echter een stuk eerlijker: ik moet toegeven dat de lectuur van de in dit boek of in dit tijdschrift gepubliceerde gedichten voor mij een ontzettende hoeveelheid vraagtekens boven mijn hoofd doen rijzen. ik begrijp er geen snars van. Het zal nog harde lektuur worden.

11. Na Eijckmans een persoon als Hugues C. Pernath op de ontledingstafel leggen is geen verstandig idee. Het werk betreft hier het Nieuw Vlaams Tijdschrift - Ontwikkeling Antwerpen in samenwerking met Hugues C. Pernath Stichting en Pink Editions & Productions, uitgegeven in 1976 na zijn overlijden in 1975 en opgesteld als een In Memoriam. Na een Ten Geleide van Henri-Floris Jespers (een facebookvriend, gedreven onderzoeker en criticus, zoon van Floris Jespers) volgen enkele onuitgegeven gedichten. Lode Craeybeckx spreekt op het Schoonselhof de grafrede uit, en dan mag Gust Gils enige gedichten aan de overledene wijden. Vervolgens geeft men een aantal kritieken en beschouwingen van diverse auteurs weer, zoals daar zijn: Clara Haesaert, Hedwig Speliers, Patrick Conrad, Freddy de Vree, Fernand Auwera, Henri-Floris Jespers en Frank Albers. Ik moet nog alles lezen. Maar ik twijfel er niet aan of het gaat om belangwekkende literatuur. Alleen al de namen die aan deze uitgave/dit In Memoriam hebben meegewerkt maken van het betreffende tijdschrift een uniek stuk.

12. Het Post-Scriptum Ernest Claes, uitgegeven in eigen beheer door het Ernest Claesgenootschap en Huize Ernest Claes v.z.w. in 1978 kondigt zichzelf aan als aanvullende bio- en bibliographische gegevens over Ernest Claes door Piet Vandevoort, eerste uitgave september 1978. Door mij alleen maar vluchtig bekeken. Maar Ernest Claes is een van die schrijvers die mijn jeugd van een laagje verf voorzien hebben. Lezing volgt.

vervolgt

foto's volgen. © Danny Peeters 21/10/2012 Mag ik vragen het  copyright te respecteren?

2 Reacties

Verkoop van afgevoerde boeken 1

20/10/2012

0 Reacties

 
Foto
Een maal per jaar houdt de bibliotheek een opruiming in de oude boeken. Werken die niet voldoende uitgeleend werden, of net te veel en dus dringend aan vervanging toe waren, worden gewoon aan het publiek aangeboden. Voor een halve euro per stuk heb ik mezelf ook vanmorgen weer niet gespaard. Nochtans waren mijn verwachtingen niet te hoog, kwestie van achteraf niet teleurgesteld naar huis te moeten.

De oogst kan mijn hart weerom verblijden, ondanks het feit dat ik in het geharrewar en de drukte moest grabbelen en nemen, zonder al te veel kieskeurigheid aan de dag te leggen. In totaal heb ik dus 32 titels meegebracht, en ik ben maar wat blij met het uiteindelijke resultaat. Een korte opsomming, met waar het kan enige extra uitleg.

1. Zo is het me vandaag dus overkomen dat ik het eerste deel van de verzamelde werken van Kamiel Van Baelen heb kunnen meepikken, maar dat het tweede deel nergens te zien of te horen was. Gelukkig heb ik al een vlekkeloos en volledig exemplaar van deze mooie Orion-uitgave, en kan dit exemplaar wel dienen voor lektuur en studiedoeleinden, zodat ik mijn eigen exemplaar niet moet door gebruik afwaarderen. Maar dat kan natuurlijk de reden niet zijn van de aankoop: ik hoopte uiteraard het tweede deel een eindje verderop toch nog te ontmoeten. De helaasheid der dingen heeft er anders over beslist. Maar de halve euro is het wel waard, vooral de inleiding van Paul Schampaert leest als een trein, en daar waar hij de realiteit van de weerstandsomgeving gedurende de Tweede Wereldoorlog oproept, en deze naar het onvermijdelijke einde brengt, maakt hij deze auteur, die de kans niet gekregen heeft zich te ontwikkelen, van een literaire- tot een heldenfiguur. Door op bladzijde 5, de beginbladzijde van de Vita Brevis van Kamiel Van Baelen, een citaat van Friedrich Schiller als voorzet te plaatsen, dat zo luid om de waarheid schreeuwt, laat hij vriend en vijand in zijn essay nadenken over wat oorlog met mensen doet. Dat dit werk tot stand gekomen is uitgerekend in mijn geboortedorp, is voor mij een leuke bijkomstigheid.

2. Zowat het minst belangrijke werk van deze kleine verzameling: ik heb een gids uit de Dominicus-reeks, over Picardië, Frans-Vlaanderen, uitgegeven door de Gottmer Reisgidsen meegepikt. Fijn om een aantal zaken in een gestructureerde tekst te kunnen nalezen, terwijl ik toch al in Frans-Vlaanderen geïnteresseerd ben sinds mijn interesse in de geschiedenis van het Vlaamse Graafschap, en een aantal vakanties aan de kust mij daar een paar maal heengebracht hebben. De verbazing over het feit dat de mensen daar in het begin van de jaren zestig nog echt Vlaams spraken, en wij het tegen onze oren kregen van een woeste, in een lange zwarte rok geklede priester, die het echt niet leuk vond dat wij in zijn kerk een handvol kaarsenstompjes gepikt hadden, is iets om nooit te vergeten. We werden volmondig gedoopt tot "vulle, Vlomsche zwinnen". Ik zal de brave man nu geen ongelijk geven, zijn woede was gerechtvaardigd, maar de platte West-Vlaamse woorden, uitgesproken voor zijn kerkje ergens in Bray-Dunes dreunen nog steeds na! Uit wraak hebben we dan maar om het hoekje een pruimenboom vakkundig van enige vruchten ontdaan, terwijl een eind verder de nog niet rijpe vruchten van een perenboom, zowaar dubbele flippen, het moesten ontgelden. We waren jong en moesten nog veel leren. Een reisgids, dus.

3. "Groene Mutsen Bruine Mutsen" is een boek geschreven door A. Tobback, en handelt over het ontstaan en de inzet van de para-troepen van het Belgische leger. De schrijver valt meteen met de deur in huis. Hij laat meteen de daden van oorlogsmisdadigers zoals Verbelen, een notoir collaborateur, die als leider van de Vlaamse SS verantwoordelijk wordt geacht voor de dood van een honderdtal mensen die hij heeft laten oppakken, als één van de redenen gelden waarom een aantal soldaten naar Engeland trokken om daar de hardst mogelijke training te ondergaan, en op basis daarvan als elitegroepen ingezet zouden worden. Pas in 1942 greep onder impuls van Lord Mountbatten de vorming van een inter-geallieerd commando plaats, waarin dus vrijwilligers van Belgische, Nederlandse, Franse, Poolse en nog andere nationaliteiten hun opleiding kregen. Na de oorlog zouden zij ondermeer in Korea en in Kongo ingezet worden. Een belangrijk deel van dit boek is gewijd aan de persoonlijke beschrijvingen van de mannen die met deze mutsen getooid zich aan het militaire leven gegeven hebben. Het kan een zeer leerzaam boek zijn. Het is ook een mooie beschrijving van een stukje militaire geschiedenis van ons land.

4. In diezelfde militaire atmosfeer heb ik ook een prachtexemplaar van het tweetalige boek "150 jaar militaire school - 150 ans d'école militaire -Gedenkboek -Mémorial 1834 -1984" te pakken gekregen. Het is een mooie hardcover, die dank zij de degelijke bibliotheekinkleding, maar ook dank zij een morbide gebrek aan interesse me zeker nog plezier zal geven om bijna vanaf het onstaan van ons land met de geschiedenis van de militiare opleiding te kunnen kennismaken. Zeer mooie afbeeldingen, duidelijke teksten, wat wil ik meer?

5. Betreffende de aankleding en het uiteindelijke gebruik van het boek "Robert Vandekerckhove" kan ik dezelfde bedenkingen maken die ik ook voor het voorgaande boek overhad. Goed voor mij dus. Robert Vandekerckhove was eind van de jaren '70 voorzitter van de Senaat, en in 1977 hebben een aantal vrienden gemeend dat zijn zestigste verjaardag misschien een goed excuus was voor het schrijven van een vriendenboek, waarbij niet de minste auteurs verzocht werden een herinnering of een verhandeling over een onderwerp dat de auteur kon interesseren te schrijven. Zo hebben Herman Todts, Gaston Eyskens, Jan de Spot, Jan Verroken, Piet Vermeylen, Wilfried Martens en Leo Tindemans hun medewerking verleend. Eens te meer: een schitterend boek, interessant omwille van het onderwerp, en ook omwille van het fotomateriaal. Hier moet ik voor de zoveelste maal teruggrijpen naar mijn adagio, dat een boek niet steeds gemaakt is om van a tot z te lezen. Hier is, zoals zo dikwijls, eerder een canon van toepassing, dat gezongen wordt om tot uitdrukking te brengen dat behalve de feiten uit de realiteit, ook de herinneringen en de meningen van een aantal hoogst indrukwekkende persoonlijkheden kleur geven aan dergelijke boeken. Ridder Jan de Spot, van wie ik een paar werken in huis heb, heeft zijn naam niet zozeer als auteur of als criticus gevestigd, maar hij was wel een succesvol bestuurder van bedrijven, niet in de laatste plaats van de N.M.B.S. Jan Verroken heb ik ook al opgevoerd als journalist en als oud-burgemeester van mijn stad, die er niet voor terugschrok controversiële personen zoals oorlogsburgemeester Vindevogel van Ronse te verdedigen. Piet Vermeylen, minister, en zoon van August, was zeer goed geplaatst om politieke standpunten in te nemen en in extenso te verklaren in dit vriendenboek. Zo deden ook Wilfried Martens en Leo Tindemans. Maar elk woord ervan lezen is niet nodig: dat komt als je naar aanleiding van andere lectuur wel eens moet teruggrijpen naar zulke publicaties.

6. In 1990 gaf de "Stichting Ons Erfdeel vzw" een boek uit, genaamd "van NU & TOEN". Het is precies wat de bijtitel zegt: een staalkaart van artikelen uit Ons Erfdeel. Helaas, ook hier weer dezelfde opmerkingen: te goed bewaard, dankzij de bibliotheekjas, en niet genoeg gelezen, dankzij het "lezers"-publiek. Inhoudelijk toont deze staalkaart inderdaad een amalgaam van onderwerpen, zoals daar zijn: onze vrees voor het taalverval, poëzie, zowel gedichten als de kritiek in positieve als in negatieve zin, taal, kultuur, muziek, de Taalunie, politiek, schilderkunst, zelfs Marten Toonder en zijn Heer Bommel zijn aanwezig. De onderwerpen zijn zo breeduiteenlopend, dat dit zonder meer een goede publiciteit is voor het tijdschrift van de vereniging. Ik zou er zelfs een aparte bladzijde kunnen aan wijden. Nu laat ik het bij deze uitroep: heerlijke lektuur!

7. Heer Erasmus van Rotterdam komt in mijn literaire bedenkingen niet voor de eerste keer in mijn geschriften opduiken. Ook in de oude Andebijk heb ik het naar aanleiding van zijn Lof der Zotheid, maar ook aan de hand van een paar artikels uit verschillende tijdschrijften al over hem gehad. Nu krijg ik dus de catalogus "Erasmus en Leuven" in handen, weerom een prachtig boek, zowel uiterlijk als inhoudelijk. Het gaat om de tweede druk van de  catalogus van een tentoonstelling te Leuven, in het Stedelijk Museum, van 17 november tot 15 december 1969. Een tweede druk voor een catalogus, dat betekent om te beginnen al iets. Het is dan ook een indrukwekkend werk van 456 bladzijden beschrijving van de 424 tentoongestelde voorwerpen, met nog eens 51 fotografische afbeeldingen buiten tekst als illustratie. Had men voor elk item één afbeelding geplaatst, steeds buiten tekst, maar in de onmiddellijke buurt van de beschrijvingen, dan zou dat een gigantisch gedocumenteerd werk geworden zijn. Voor de prijs had men het niet moeten laten, getuige de noodzaak tot een tweede editie, maar ook omwille van het belang van deze tentoonstelling en de indrukwekkende opzet ervan, aangetoond door de namen van het beschermcomité, erecommité en werkcomité. Iedereen die de tentoonstelling wou bezoeken, en die deze catalogus als naslagwerk wou kopen, zou zonder aarzelen de nodige contanten daarvoor neerleggen. Als gebruiksinstrument tijdens de tentoonstelling was er ongetwijfeld een verkorte en goedkopere versie beschikbaar. Een prachtboek, en eens te meer: haast onaangraakt, en door de bibliotheek in topconditie gehouden door de aankleding en het gebrek aan interesse.

8. Arthur De Bruyne kennen we ook nog. Hij heeft enige levensbeschrijvingen van belangwekkende Vlaamse voormannen geschreven, meermaals via het kanaal van de Palieter, de schalkse maar zeer Vlaamse krant, die de Vlaamse zaak behartigde, en de Belgische staat waar ze kon op de nek zat. Maar dit moet men De Bruyne meegeven: hij wist waarover hij schreef. Ik twijfel er dan ook geen seconde aan: het levensverhaal van Lodewijk Dosfel, inderdaad een levensverhaal dat getekend is door zwaar (on)weer, is voor elke liefhebber van de kennis van de Vlaamse strijd een must. Maar het is wel een kanjer van 488 bladzijden. Net zoals de bovenstaande turven is dit boek van hetzelfde gehalte.

foto's volgen.

© Danny Peeters 20/10/2012 Mag ik vragen het  copyright te respecteren?

0 Reacties

A message, not in a bottle

10/10/2012

0 Reacties

 
Foto
De heer Eugene H. Peterson is een priester die een stevige prestatie achter zijn naam heeft staan. Naast het produceren van andere boeken heeft hij ook de Bijbel herschreven in de Engelse taal. Letterlijk staat er: The Message is a contemporary rendering of the Bible from the original languages, crafted to present its tone, rhythm, events, and ideas in everyday language. Hij heeft de Bijbel dus herschreven in alledaagse, Engelse taal. In de versie van 2005, ISBN 978-1-57683-845-7 betreft het de grote uitgave, gedrukt in grote karakters, om de leesbaarheid te vergroten. Als dat op zich al een verademing is voor wie een Bijbel echt wil lezen, dan vermeerdert het toch wel enigzins het volume van het boek. We spreken nu over 1984 bladzijden, en zelfs op het flinterdunne bijbelpapier vertegenwoordigt dat nog steeds een turf van 4 centimeter dik. Met zijn afmetingen van 24 op 18 centimeter is dit dus best wel een indrukwekkend boek.

Ik ben op de website van The Message Bible gaan kijken, en de nieuwprijs voor dit exemplaar bedraagt 59.99 USD. Op dat vlak zijn de Amerikanen toch echt bevoordeeld. Wij zouden ons aan een dergelijke uitgave slechts mogen wagen tegen het dubbele van die prijs. Deze is dus op lichtgewicht Japans papier gedrukt, ingebonden in kunstleer, in een adem is dat The Message Large Print Burgundy Leather-Look Edition by Eugene H. Peterson.

Ik heb dit boek in mintstaat aangetroffen, een enkel schrammetje ontsiert nauwelijks de rug, verder is alles picobello in orde. Ongelezen, kwam dit prachtige boek mij toegevlogen tegen 65 eurocent! Ik heb dan ook geen seconde geaarzeld. Hiernaast ligt eveneens de Bijbel, dat is De Gansche Heilige Schrift, vervattende al de Kanonieke boeken des Ouden en Nieuwen Testaments, en een korte vergelijking dringt zich op, tussen twee teksten die dezelfde boodschap moeten brengen, maar waarbij het rithme van de gekende verzenindeling in de nieuwe versie wel behouden moet blijven. En ja hoor, met andere woorden, en ook wel in het Engels uiteraard, komen we tot een mooie harmonie. Ik heb gekozen om de aleereerste woorden van de bijbel, uit het boek Genisis, hoofdstuk I, verzen 1 tot 8, als kort voorbeeld en als onvolmaakte steekproef te gebruiken.

1 In den beginne schiep God den hemel en de aarde.
2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.


3 En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht.
4 En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tusschen het licht en tusschen de duisternis.
5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
6 En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren, en dat make scheiding tussen wateren en wateren.
7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tusschen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzoo.
8 En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
1-2 First this: God created the Heavens and Eart - all you see, all you don't see. Earth was a soup of nothingness, a bottomless emptiness , an inky blackness. God's Spirit brooded like a bird above the watery abyss.
3-5 God spoke: "Light!" And Light appeared.
God saw that light was good and separated light from dark.


God named the light Day, he named the dark Night. It was evening, it was morning - Day One.

6-8 God spoke: "Sky! In the midddle of the waters; separate water from water!"

God made sky. He separated the water under sky from the water above the sky. And there it was:


he named sky the Heavens; It was evening, it was morning - day Two.
(The Message).
Mooi, toch. Als deze acht verzen van Genisis model mogen staan voor de ganse vertaling, dan zien we meteen dat de nieuwe vertaling wel letterlijk de oude tekst herneemt. De auteur heeft inderdaad gewerkt vanaf de oorspronkelijke teksten. Maar de slaafse opdeling in verzen gebruikt hij niet meer. Er is een eigen variant, door het samenvoegen van twee of meerdere verzen tot een geheel, waarvan hij de nummering blijft behouden. Maar meteen zien we dat al met vers 1 een toevoeging aan de tekst gebeurt, die alleen maar als ornament hoeft aanzien te worden. Ook de voorlaatste zin van dit tekstdeel wordt gespreid over twee verzen 7 en 8. En aldus amendeert hij meteen ook de oorspronkelijke tekst van Genisis. De overzetting in een moderne taal van de toch wel archaïsch geworden Hebreeuwse, Aramese, Griekse en andere teksten bracht hem tot cosmetische ingrepen, die alleen de vorm, niet de inhoud wijzigen.

Ik ga uiteraard niet die ganse bijbel in een dergelijke kolommenmethode lezen en vergelijken. Ik heb wel al zeer veel in de oude bijbel gelezen, en opzoekingen gedaan, dus ga ik niet nog eens een engelstalige versie lezen en onderzoeken op wezenlijke verschillen tussen oud en nieuw. Het volstaat me te weten dat de auteur zijn werk gedurende 30 tot 40 jaar op zeer ernstige wijze volgehouden heeft. Ik hoop dat ik het recht heb te denken dat hij een schitterend werk op de wereld gezet heeft, waarvan ondertussen reeds 12 miljoen exemplaren van verkocht zijn. Het boek zal zijn plaats mogen innemen naast zijn oudere broertje, een ereplaats op het dressoir is niet teveel gevraagd.

Om af te sluiten, ik heb een tekstdeel van het boek gebruikt, en er is een zeer brede copyright formulering, die me toestaat dit te doen. De titel "The Message" moet achter iedere quote volgen. Dat doe ik dus zonder meer. Ik neem copyright zeer ernstig, ook als de auteur en de uitgever, in dit geval NavPress Publishing Group, Colorado Springs, USA. zeer breed denken over het gebruik van hun teksten voor commerciële doeleinden.

Waarom dit boek tegen 65 cent weggegeven werd, weet ik niet. Het is intriest. Ik zag andere werken liggen tegen prijzen, waarvoor ik ze liever liet liggen, want te duur, maar ook omdat ze die prijs niet waard zijn.

foto's volgen.

© Danny Peeters 10/10/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?
0 Reacties

EGA 4 Auflösung des Militärbefehlshabers

7/10/2012

0 Reacties

 
Foto
Aan de hand van een vergeeld, getypt A4-tje, gedateerd "O.U., den 10 Januar 1944", en gericht aan de Lebbeeksche Meester Kleermakers Vereeniging, Mr. T.T, te Lebbeke, Laurierstraat XX, leer ik dat door "Der Militärbefehlhaber in Belgien und Nordfrankreich -Militärverwaltungshaf- Wi.Abt. Gruppe I, Handwerk Dr.Lg./G." gevorderd wordt alle actieva van de vereniging in te leveren bij de Militärbefehlshaber, rue de la Loi 16, Zimmer 18/19, goed verpakt in één colli. De vereniging zal na afgave van alle stukken opgeheven worden. Ondertekend voor de M.Befehlshaber, in Auftrage. Handtekening -waarschijnlijk- W. Burgen. De tekst is niet meer overal even leesbaar, maar de strekking van het document spreekt in zijn globaliteit voor zich. De bijlage waarvan sprake in de hoofding was niet meer bij dit document. Wel staken in het mapje drie "aankoopvergunningen voor industrieele textielproducten. In uitvoering van de Besluiten over de rantsoeneering", gedateerd twee maal op 13. Juli 1943 en een maal op 15/7/1943 wordt toegestaan aan te kopen:
-Twee dozijn tuben merceriegaren (op tuben van 20 grs.) Voor het vervaardigen van kleederen - tot einde jaar 1943.
Vier dozijn kaarjtes vlasgaren (op kaartjes van 40.) Voor het vervaardigen van kleederen - Tot einde jaar 1943.
-Vijftig paar pédéstelsels, onzichtbare voering.- voor het vervaardigen van kleedingsstukken.

Het is zonder meer duidelijk dat deze kleermaker, die me deze stukken naliet en de documenten, zowel de Auflösing als de aankoopvergunningen, bewaarde, na de oorlog te maken had met de wederoprichting van een gelijkaardige beroepsvereniging, zoals twee andere drukwerken laten vernoeden. Een datum ervan is niet meer te achterhalen, maar er wordt een summiere hoofding boven de omzendbrieven gezet, namelijk de vier letters L.M.K.V., hetgeen, net zoals op de Auflösung, staat voor Lebbeeksche Meester Kleermakers vereenignig. Blijkbaar was het enthousiasme om te vergaderen niet altijd even hoog, want in één van de verzendingen staat kort en goed te lezen: Halo, Heren Kleermakers, geen vakschaamte a.u.b. Nochtans was de reden hievoor wel van belang: sinds 1946 waren de tarieven niet meer gewijzigd.

Van een gans andere soort zijn de krantenknipsels van zes dagen, uit de Gazet van Antwerpen, van donderdag 17 juli tot zaterdag 2 en zondag 3 augustus 1969 over de eerste maanlanding. Het is natuurlijk geschiedenis, en de eerste kleurenfoto van op de maan staat in  het groot afgedrukt, maar verder is deze berichtgeving enkel interessant voor ... wie het interessant vindt.

Een mooiere verzameling kranten of gedeelten van krant zijn een tiental volledige of onvolledige nummers van "De Gieljotiene van Pierlala", van de zondagen 18/8, 25/8, 1/9, 8/9, 13/10, 20/10/1935, 19/1, en 26/1/1936, en tweemaal onbekend, waarschijnlijk 1936. Ze zijn in goede staat, goed leesbaar, en zeer informatief, voor wie de politieke toestand van die tijd nog even wil raadplegen. De grens tussen humor en ernst is zeer dun, en men moet zeer goed weten waarover het gaat om de tiraden nog te kunnen inschatten. Deze voorganger van " 't Palieterke" moet vroeger als regionale uitgave in de streek van Gent alleszins een graag gelezen blad zijn geweest.

foto's volgen.

© Danny Peeters 07/10/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?

0 Reacties

Ega 3 Karl kalbitzer

6/10/2012

0 Reacties

 
Foto
Soms komt men wel eens uit op gegevns van mensen die in de grootste geheimzinnigheid een deel van hun leven ergens doorgebracht hebben. Niemand schijnt te weten wie ze zijn, waar ze vandaan komen, wat ze doen, waarom ze daar zijn. Ook in de twintigste eeuw zijn er duidelijk zulke mensen die onder ons vertoefd hebben, en die als een groot vraagteken door het leven zijn gegaan.

Een zekere Karl Kalbitzer is op die manier op 2 maart 1936 in België terecht gekomen, en werd uiteindelijk in het vreemdelingenregister van Lebbeke ingeschreven als een persoon die leefde van een uitkering van 10 Fr. van de internationale Rode Hulp. In een wikipedia-artikel lees ik dat deze vereniging ... "ook bekend als MOPR een internationale sociale organisatie was verbonden met de Communistische Internationale".

Bij de mobilisatie in 1939 kwam hij in nauwe schoenen, want zijn Duitse nationaliteit maakte hem bij sommigen een verdacht persoon. Ik hoor nog altijd een leraar geschiedenis vertellen dat vlak voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog Vlaanderen overspoeld werd door leurders en uitwijkelingen van alle slag, van Duitse oorsprong, die feitelijk als spionnen van het Naziregime werkzaam waren. Een voor mij toen ongelooflijk verhaal, maar in het geval van Karl Kalbitzer werd de grond onder de voeten toch te heet. Op 3 mei 1940, een week voor de inval van de Duitsers in België, werd hij uit de registers van Lebbeke geschrapt, en hij week uit naar Frankrijk, naar Perpignan, waar hij op 9 september 1940 overleed, ten gevolge van typhus. Het plotse verdwijnen vlak voor het uitbreken van de oorlog zal wel koren op de molen geweest zijn voor hen die er geen goed oog in hadden.

Achiel Vermeiren heeft die geschiedenis in 1985 eens onderzocht, en kontakten gehad met familieleden van Karl, alsook met de burgemeester van Linkenbach, zijn geboorteplaats, waar hij tot zijn vlucht uit Duitsland, omdat hij communist was en gevaar liep, bij zijn familie verbleef. Treffend is een brief van een nichtje van Karl, die hem oom noemde, aan Achiel en die geschokt reageerde op de toenmalige verdachtmakingen als zou hij een spion geweest zijn. Het woord spion was onslikbaar voor haar.

Twee copies van artikels in De Voorpost van 21 en 28 juni 1985, van de hand van Pierre Van Rossem, registreren de geschiedenis van Karl Kalbitzer, zoals verteld door Achilles Vermeiren. Er blijven meer vragen dan antwoorden. Achiel is er van overtuigd dat de man geen kwaad in zin had. Anderen dachten er anders over. Door de onmogelijkheid, reeds in 1985, om de volledige waarheid te reconstrueren, kan men echter geen sluitend verhaal vertellen, er zijn teveel vragen die onbeantwoord blijven.

Een foto van deze man, zijn verhaal in een weekblad of krant, en veel onbeantwoorde vragen zijn zijn enige erfenis hier in Vlaanderen. Hij heeft niet veel geschiedenis geschreven. Maar toch voegt hij aan die tragische jaren van vlak voor, tijdens en na de oorlog een markante bijdrage aan de geschiedenis toe. Hij is het bewijs dat niemand ooit met zekerheid een ander kan beoordelen. De foto, die ik hier voor me heb en die een overdruk is van een zeldzame foto uit een officieel dossier, of gemaakt door iemand die nooit het besef gehad heeft wie hij voorhad, is ook hernomen in De Voorpost. Het toont een melancholische man van zowat dertig tot vijfendertig jaar, die volgens getuigenissen, ook van Achiel zelf, die toen zowat 10 jaar geweest kan zijn, iemand beschrijven die nooit kontakt zocht met zijn omgeving, die zelfs meestal een goedendag niet beantwoordde. Wie geen conversaties aangaat met zijn omgeving, heeft nauwelijks kans veel te weten te komen. Ik stel me een spion toch enigzins anders voor.

Wie ooit kontakt gehad heeft met Karl Kalbitzer, daar in de streek van Lebbeke, of er verhalen over kent, mail ze maar naar mij. De geschiedenis wacht op een vervolg, op opheldering en op verduidelijking.

Foto volgt.

© Danny Peeters 06/10/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?

0 Reacties

Een gemengd archief 2

5/10/2012

0 Reacties

 
Foto
Zo voor de voet neem ik de stukken uit de doos, zonder te kiezen, zonder voorafgaandelijke waardebepaling. Het is dus niet verbazend dat niet alles van hoge waarde is, zoals de okerbruine farde waarop geschreven staat: Zo leeft..., en dan de namen van een aantal gemeenten waarover telkens een dragend artikel geschreven staat. In de farde steken uitgescheurde bladen van het tijdschrift Zondagsvriend, gedateerd door de verzamelaar +- 1953. Het fotowerk is zeer interessant, zowel vanwege de personnages als van de opvallende gebouwen. Zo staat voor Puurs met Kalfort de schrijver Richard De Wachter vereeuwigd, voor Wolvertem valt mij een foto van de befaamde Kruisweg van Tony Van Os in het kerkje van Westrode op. (De achterpagina van het vervolg van dit artikel is gewijd aan een reportage over Piet Gilles, kunstschilder, onder de titel De Bevrijdende Kunst.) Zo spijtig vind ik het ook dat de afbeelding van de grafkapel van Jan Hammenecker slechts een vluchtige verwijziging naar deze priester-dichter losweekte.

Een diagonale lektuur brengt me niets noemenswaardig naar boven voor de gemeente Steenhuffel. Enkel een prachtige foto van één van beide watermolens (men deed niet eens de moeite de naam van de molen te vernoemen) kan mijn hart wat verblijden. Eenzelfde opmerking heb ik voor Merchtem, waar alleen de steltlopers een halve A3 opeisen, terwijl componist August de Boeck welgeteld twee regeltjes toebedeeld krijgt. Londerzeel doet het al niet beter. Louis Meeus, musicus en Pieter Pas, letterkundige krijgen een foto, maar krijgen toch maar een paragraafje, waaruit ze niet als kunstenaars naar boven kunnen komen. De naam Gerard Walschap wordt vooral herinnerd als een "afgedwaalde" schrijver.

Waarom dan toch zoveel aandacht schenken aan deze knipselreeks? Als we in 1953 de zondagsvriend mogen aanzien als een weekblad voor de katholieke familie, met tegelijkertijd informatieve en vormende waarde, dan is het duidelijk dat de vooroorlogse bevlogenheid van de katholieke stem reeds zwaar aan het tanen was. Deze artikelenreeks was nochtans zeer succesvol en populair, maar is volgens mij een zwaar gemiste kans. Het bundeltje wordt wel bewaard, als archiefstuk met bewijswaarde, maar heeft geen groot belang voor de mensheid in het algemeen, en voor mij in het bijzonder. Toch raad ik deze url aan om nog een beetje achtergrond over die fameuze artikelenreeks, met een schrijnende realiteit van de "vermoderniserende mens" als hoogtepunt: de negatieven van die foto's zijn in de jaren zeventig gewoon vernietigd; en daar kan ik niet echt mee lachen.

Een ander archiefstuk is een tijdschrift genaamd "Le Japon", no. 2 uit 1964, uitgegeven door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Japan. Het is een propagandistisch orgaan, dat de economische ontwikkeling en de kulturele hoogstand van het land in de verf moet zetten. Op Internet vind ik nergens een spoor van dit tijdschrift. De foto's zijn meestal zwart-wit, maar de weinige kleurenfoto's mogen er zijn. Zo zien we een afbeelding van het kasteel van Himeji, gebouwd ergens rond 1600, maar van een tijdeloze schoonheid. Maar wie denkt dat Ikebani een kwestie is van een paar bloemen en plantendelen bij mekaar te kliederen, die moet maar beter sigarenbandjes gaan verzamelen (waarmee ik niet wil zeggen dat er geen verdienste in die hobby zou zitten). Het artikel over Chiyogami opent ongekende, nooit door mij geziene hoogvlakten. Het tijdschrift is een object van interesse, waarmee ik ook geen grote affiniteit heb. Maar het is wel mooi en interessant.

Nog een tijdschrift? Dan nemen we het Belgisch Staatsblad van donderdag 8 februari 1979 even door. Waarom bevindt er zich een Staatsblad in een archief? Nogal wiedes, je houdt zekere wettelijke bepalingen in hun oorspronkelijk gepubliceerde vorm bij. Waarom houdt een kleermaker dit enigzins saaie tijdschrift bij? Omdat er, let op, méér dan 23 bladzijden besteed worden aan "Het Koninklijk besluit houdende regeling van het dragen van het uniform door de gemeentepolitie en de veldpolitie". Met afbeeldingen van kepies, versieringen en epauletten, patronen met gedetailleerde beschrijvingen van het snit, voor heren en voor dames, is dat wat mij betreft het grootste bewijs van verpilling van staatspapier. Toeval der toevallen: in ditzelfde Staatsblad staat er een Koninklijk besluit waarmee ik in de beginperiode van mijn carrière bij de Spoorwegen rechtstreeks betrokken was. Aangestuurd door het Ministerie van Verkeerswezen, en het Ministerie van Financiën wordt met datum 28 december 1978 het "Koninklijk besluit houdende overschrijvingen van vastleggingskredieten" getekend door de heer J. Chabert, toenmalig Minister van Verkeerswezen, en de heer M. Eyskens, toenmalig Staatssccretaris voor Begroting.  Destijds werkte ik voor de Spoorwegen rechtstreeks mee aan de materie van de vastleggingskredieten. Binnen de maand leg ik mijn job neer, met andere taken weliswaar, maar het doet lekker nostalgisch aan te zien dat ik aan die cijfers op één of andere wijze mijn kleine bijdrage geleverd heb. Alleen al daarom zou ik dit Staatsblad willen behouden.

En een korte verwijzing naar de taaiheid van de oude rocker moet deze bijdrage dan maar afsluiten. Daar waar ik in mijn vorige blog eens melding maakte van een toemalig populair zangertje uit Aalst, heb ik nu hier van de oud-voorzitter van de Lebbeekse Heemkring Achilles Vermeiren de knipsels ter voorbereiding en zijn ontwerp van artikel voor het heemkundige tijdschrift, zo neem ik aan, betreffende een rockband "The Layabouts", die na 30 jaar, meerbepaald op 19 september 1992 hun verjaardag wel eens wilden vieren met een groot concert.

Hoe onverwacht het oeval kan toeslaan, en plots de realiteit openbaart, wordt bewezen door deze bijgevoegde vondst. Mijn latijn heeft hij ook gestoken in een aantal knipsels betreffende Geena Lisa, die haar opa, Frans Peeters, in Buggenhout en in Lebbeke een gekende figuur, tot onderwerp van een song maakte. De reden van de aanwezigheid van deze knipsels in de farde van de Layabouts kun je maar vinden via genealogische opzoekingen, tenzij je Kamiel kent. Die man schreef wel eens een stukje over al wie dat verdiende, en hij nam Geena Lisa onder de arm, om via het verhaal van Meester Frans Peeters duidelijk te maken dat twee van zijn zonen, waarvan één schuldig is aan het concipiëren van Geena Lisa, in de jaren zestig de medeoprichters waren van diezelfde Lebbeekse Layabouts: daarmee is dus de cirkel rond. Nog even toevoegen dat Frans Peeters ereburger van Lebbeke is. Op 14 juli 2012 werd hij liefst 100 jaar. Dank u, Kamiel, zeg dat Danny het u gezegd heeft.

Foto zal volgen.

© Danny Peeters 05/10/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?

0 Reacties

Een gemengd archief 1

3/10/2012

0 Reacties

 
Foto
In mijn vroegere Andebijk-blog heb ik ooit melding gemaakt van mijn fameuze "duust boe'n"-aankoop. Dat zijn er een hele hoop, maar tussen al dat boekengeweld stak er ook nog een hoeveelheid papier, dat onder geen enkele categorie onder te brengen was. Het betreft in hoofdzaak twee dingen. Een aantal stukken handelen overduidelijk over het kleermakersberoep, met de nadruk op leerboeken, en op een paar tijdschriften die de kleermaker nodig vond om zijn cliënteel voor te lichten. Een ander deel zijn stukken, die door de voorzitter van de Lebbeekse Heemkundige kring zijn bewaard, en die dus een zekere lokale waarde hebben/hadden, maar waarvan ik er al een aantal ondergebracht heb in mijn afdeling Volkskunde-Heemkunde. Ik zal als de inspiratie mij ontbreekt om andere dingen te bespreken, telkens een bijdrage over de stukken uit dat deelarchief schrijven.

Een eerste mapje bevat twee mooie vondsten. Eerst is er een leesboekje, dat in de jaren 1925 tot 1965 in veel katholieke scholen in Vlaanderen gebruikt werd, om de jongste lezertjes te begeleiden in hun leerproces. De naam van de reeks is: Lustig Volkje, uitgegeven door de Broeders Maristen. Ik heb een tweede editie voor me uit 1931, in relatief goede staat. Het is een heerlijk boekje, met de eenvoudigste verhaaltjes, geen ingewikkelde plot, want het nummer 4, dat ik hier voor me liggen heb, is bestemd voor de toenmalige lezertjes van het "tweede studiejaar". Het voorgaande jaar werd bedacht met de nummers 1 tot 3, zoals de achterkant van het boekje, dat als publicitaire ruimte voor de eigen producten van de Broeders Maristen uit "Pitthem" = Pittem in West-Vlaanderen diende, ons leert. de nummers 4 en 5 waren voor het tweede leerjaar dus, 6 voor het derde, 7 voor het vierde, 8 voor het vijfde en 9 voor het zesde leerjaar. Het nummer 10 droeg de naam "Nieuwe Bloemen", en was een letterkundig leesboek voor jongens en meisjes van 12 tot 15 jaar. Vervolgens bood men ook de "Eenvoudige letterkundige Ontledingen" aan, een handleiding bij "Nieuwe Bloemen". Ten slotte was er ook nog het boek: "Pater Champagnat, Priester-Marist" over de stichter van de Broeders Maristen, zijn leven en zijn werken, met 400 geïllustreerde bladzijden.

Dit heerlijke werkje is ook het voorwerp geweest van een bijdrage op de website beeldiggevonden.be, waar ik een kleine aanvulling op gegeven heb. De illustraties in dit leesboekje zijn van een wondere schoonheid, de naïeve tekeningen doen wat verouderd aan, maar sommige daarvan vertonen zulk een fijne details, dat ze in kwaliteit ver boven de huidige verluchtingen van kinderboeken mogen geplaatst worden. Ieder zijn smaak, maar dit is toch echt wel mooi werk van de tekenaar Joz. die het boekje mocht illustreren. Het leesboekje is een mooie aanvulling van mijn afdeling volks- en heemkunde.

Ook het tweede stuk dat ik in de map aantrof, mag naar diezelfde afdeling. Het is een brochure die handelt over de Familie De Schepper, die in 1975 een eerste grote familiebijeenkomst gehouden heeft te Moerbeke-Waas. In het boekje steekt ook een kaartje met daarop het familiewapen: Een geopende schaar verwijst naar het kleermakersberoep, en legt zo meteen de band met de veelvuldige boeken en tijdschriften betreffende dat beroep.

Het derde stuk gaat ook terug naar de kleermakerij. Het is een foto van, zoals op de rug ervan vermeld staat: een gildeschilderij in de O.L.Vrouwkerk te Dendermonde, voorstellende de H. Lambertus, patroon der kleermakers. Die gilde die het schilderij liet maken is blijkbaar in 1773 opgericht, en de heilige wordtgeflankeerd door twee reuzegrote kleermakersscharen. Misschien leert tante Google me meer over de symboliek van het werktuig dat Lambertus in de hand houdt. De foto zal ik later publiceren, en wie me nog meer details kan verschaffen, wordt graag gehoord. Laat me er nu toch aan toevoegen dat ik afkomstig ben uit een Limburgs dorpje Sint-Lambrechts-Herk...

En ten vierde hebben we nog een merkwaardig document, een fotocopie van een Certificaat uit 1825 van de Nationale Militie van de Provincie Oost-Vlaanderen. In 1825 waren we nog Nederlanders, en inderdaad, het wapenschild draagt de spreuk: Je Maintiendrai. Het gaat over de lichting van het jaar 1815, toen de genaamde Van Droogenboeck Josephus geboren te Meire den 27 8ber 1796 voor de Nationale Militie is ingeschreven. Hij heeft bij loting het nummer 158 gekregen, en daar er tien jaar later nog steeds geen beroep op hem gedaan is voor het volbrengen van militaire dienst, werd hij bij certificaat opgemaakt te Gend, den 16 february 1825 van alle dienst ontslagen. Op zich is de fotocopie alleen van informatief belang. Maar het is toch wel mooi meegenomen om alzo een reëel stuk en de reëel gebruikte taal te kunnen bestuderen.

afbeeldingen volgen.

© Danny Peeters 03/10/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?

0 Reacties

Giovanni Batista Montini en anderen

2/10/2012

2 Reacties

 
Foto
Tien kilo boeken.
Toen ik vandaag even na het middaguur op het Marcel Broodthaersplein stapte, sloeg ik een kort praatje met een collega die ik in jaren niet meer gezien had. Uiteraard kwam het pensioen van mij en een rist andere collega's ter sprake, en uitgepraat ontdekte ik dat hoewel treinen nog wel eens te laat aankomen, zij de neiging hebben wel op tijd te vertrekken. De volgende zou mij ook wel naar Oudenaarde brengen, haast was er niet bij, en ik besloot mijn tijd nuttig te besteden door naar diezelfde rommelmarkt te gaan, waar Jezus al eens een keertje voor mijn neus voorbij gewandeld kwam, en niet in mijn gezelschap naar Kapharnaüm wilde wandelen, omdat ik te traag was om het onderscheid tussen euro en cent te maken.

Vandaag dan maar beter doen, dacht ik, en anders graag een volgende keer. Waarom kies ik toch altijd druilerige dagen om naar boeken te grabbelen? De dozen waren nog steeds overvol, maar gelukkig niet zo doordrenkt als de vorige keer. En het geluk was wel bij mij. Ik ben naar huis gekomen met 9,855 kilogram boeken (ik kon het niet nalaten die stapel te wegen: de terugweg was niet bepaald aangenaam, met dat gewicht in één broze plastic zak, waarin een handjevol winkelwaar wel zijn plaats vind, maar 10 kilo boeken is nog wat anders).

Er zijn maar 3 titels mee gemoeid. Het eerste is een op het eerste zicht nietszeggend boekje, uitgegeven door het Musée Royal des Beaux-Arts de Belgique, in 1922, toen op 25 juli de Exposition d'Art français: Les Maîtres de l'Impressionnisme et leur Temps van start ging. Maar als cataloog heeft het een meerwaarde: elke kunstenaar krijgt enige paragrafen tot enige bladzijden toegemeten, om eerst zijn levensbeschrijving en zijn artistieke evolutie weer te geven, waarna een mooie beschrijving volgt van elk van de werken die tentoongesteld werden.

Zo is er het tentoongestelde lot no. 104 genaamd Le Penseur, statue, bronze, haut 0.70 m. Signé" sur le bloc: Rodin. Entrée au musée en 1899. Réduction de la statue placée au Panthéon, à Paris, et (...). Het gereduceerde beeldje was bedoeld om "La Porte de l'Enfer" te bekronen. Deze groep bestaat uit liefst 186 figuren, die in de hel afdalen. Het spel van de angstige, soms wellustig spelende zondaars wordt door Le Penseur vanuit de hoogte overschouwd,  en dat is precies de betekenis van deze versie van De Denker. Hij overdenkt de passionele daden van de mensheid, die uiteindelijk tot hun ondergang leiden. Lange tijd is die Hellepoort het meesterwerk geweest van Rodin, maar hij vond uiteindelijk het werk te zwak, en zei erover "La Porte est trop trouée". Het werk had teveel gaten, het was te doorzichtig, te opzichtig ook. Maar hij heeft nog lange tijd deze figuren gebruikt om er andere werken op de concipiëren. Later heeft hij echter het geheel in marmer en brons toch gerealiseerd.
 
Zijn inspiratie voor de Porte vond hij in de Divinia Comedia van Dante. Er wordt van uitgegaan (in dit boek, en op basis van het werk van L. Bénédite) dat Le Penseur niemand minder is dan Dante zelf: boven de Poort van de Hel zit de Denker, vergezeld van Adam en Eva, en daar leest men ook het beroemde vers dat aan de ingang van de Hel van Dante staat: "Lasciate ogni speranza voi ch'entrate" (Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt) . Bénédite schrijft: "Au-dessous, au milieu du tympan, Le Poète, appelé depuis le Penseur, comtemplant la grande tragédie de l'abîme."

Het standbeeld van De Denker, tussen de figuren van Adam en de Schaduw versiert het grafmonument van Rodin in de tuin van zijn Villa des Brillants, te Meudon, Frankrijk.

Als alle informatie in dit boekje zo interessant is als dit ene uittreksel, lijkt het op het tweede zicht wel zéér veelzeggend. Ik heb me voor één euro leesplezier en studiegenot aangeschaft.

De tweede titel is in het Italiaans: van Giselda Adornato, de Cronologia Dell'Episcopato di Giovanni Battista Montini a Milano. 4 gennaio 1955 - 21 guigno 1963. Prefazione Giuseppe Colombo. Istituto Paolo VI, Brescia. Het boek is letterlijk wat de titel zegt. Het geeft minitueus de cronologie weer van het leven en werk van de latere Paus Paulus VI, vanaf zijn benoeming tot Aartsbisschop tot op de dag van de Witte Rook, met een paar heerlijke zwart-wit foto's. Het boek zelf is uitgegeven in 2002, onder ISDN 88-382-3850-21, en werkelijk, het enige feil aan dit boek is het ontbreken van de CD-ROM, die achteraan in een plastic hoes had moeten aanwezig zijn. De eigenaar heeft ongetwijfeld de CD-ROM opgeladen op zijn of haar computer, en het boek sindsdien nooit meer in handen gehad. Het is in absolute nieuwstaat, evenals het foudraal, dat net als het boek uitgevoerd is in Kardinaal-rood. Ooit heeft het boek, zoals er in gedrukt staat, 85 euro gekost. Ik mocht het meenemen voor 3 euro.

De derde titel luidt: Histoire de la Civilisation de l'Egypte Ancienne. Op zich zou ik dit werk niet dadelijk meegenomen hebben, maar als een bepaalde naam een belletje doet rinkelen, is het wel deze, die staat voor een ander werk (Histoire de Belgique) van zijn vader dat al een halve eeuw op mijn verlanglijstje staat. Jacques Pirennes. Jawel, zoon van Henri, algemeen genoemd als één van België's grootste historici. Jacques treedt met veel eer in de voetsporen van zijn vader, en heeft alvast één ding met hem gemeen: hij schrijft gigantisch dikke turven. Om de geschiedenis van Egypte te schrijven, is enige voorraad papier niet onnuttig, maar de drie boekdelen bij mekaar, op formaat h=27 b=23, tesamen 16.5 centimeter dik, wegen tesamen meer dan zeven en een halve kilo. Deel 1 bevat 367 pagina's met illustraties buiten tekst, deel 2 heeft 555 pagina's, en deel 3 bestaat uit 448 pagina's tekst. Elk boekdeel bevat eenzelfde in zes geplooide kaart van het Egyptische rijk. Het werk werd in driemaal op de makrt gebracht, in 1961, 1962 en 1963, à La Baconnière te Neuchâtel, Zwitserland en bij La Renaissance du Livre te Brussel. De originele uitgave werd op 1100 exemplaren gedrukt en speciaal gebonden voor de leden van de Club des Libraires de France.

Val niet achterover: ik kreeg het voor zes euro. Deze keer stond mijn radar wel in de juiste richting.

© Danny Peeters 02/10/2012 Mag ik vragen het copyright te  respecteren?

2 Reacties

    Auteur

    OudHerk, de auteur van de oude Andebijk-blog, heeft binnenkort meer op deze bladzijden staan over zichzelf dan hij zelf kan vermoeden.

    Archives

    Juli 2015
    September 2014
    Augustus 2014
    Juli 2014
    Juni 2014
    Mei 2014
    April 2014
    Maart 2014
    Februari 2014
    Januari 2014
    September 2013
    Augustus 2013
    Juli 2013
    December 2012
    Oktober 2012
    September 2012
    Augustus 2012
    Juli 2012

    Categorieën

    Alles
    #100happydays
    Andebijk
    Archief
    Blumengarten
    Geschiedenis
    Heemkunde
    Impressionisten
    Inventaris
    Pausen

    RSS-feed

Powered by Create your own unique website with customizable templates.