De laatste weken zijn nogal druk geweest. Toch heb ik nog tijd vrijgemaakt om nog enige boeken aan te kopen, die me konden bekoren. Maar boven alles springt er één boek bovenuit, dat ik dus niet aangekocht heb. Ik kan mezelf wel een voorpoot afsnijden, omwille van die dwaasheid.
Ik wandelde die dag in alle vroegte op de bekende brusselse rommelmarkt, algemeen gekend als het "Vossenplein". Je vindt er de meest uiteenlopende rommel, in de meest letterlijke zin van het woord, met hier en daar een schat, die je maar best onmiddellijk herkent, en aanschaft, want de halve wereld grabbelt er in dozen en kisten, zonder het minste respect voor hetgeen in de handen komt, met als achterliggende redenering: het is toch allemaal rommel.
Als 99 % van de koopwaar inderdaad aan dat criterium voldoet, loop je natuurlijk het gevaar behept te worden met de onverschilligheid van de duizenden mensen die daar gedurende vijf à zes uur voorbijkomen. Ze nemen wat vast, en meestal wordt dat achteloos teruggekieperd in doos of kist, dikwijls ook naast doos en kist, omdat de verkoper zijn uitstallingen zo volstouwt dat het ook niet anders kan.
Ik was vroeg op de markt, inderdaad, want ik werk nog slechts halve dagen, en met dagelijks een prestatie die minimaal 30 tot 50 minuten te lang is, moet je af en toe wel eens wat later komen, vroeger vertrekken is niet toegestaan. Een rij dozen met de grootst mogelijke rommel trok mijn aandacht. Er staken nat geworden boeken tussen, die je met een tang niet meer wilde vastnemen. Brieven, foto's, facturen, studentennotities, boodschappenlijstjes... een onvoorstelbare troep. En toen gebeurde het. Enigzins bedolven onder al die troep lag een op het eerste zicht mooi ingebonden boek, halfleer, met een beetje beschadiging aan de benedenhoek. Ik deed het open, en verdorie, dat mocht niet kunnen!
Jezus. Dat is geen uitroep van verbazing. Het was de titel van het boek. De auteur was een zekere Cyriel Verschaeve. Een luxe-uitgave van het boek uit 1941. Eerste druk. Bij nader inzicht in best aanvaardbare staat. Ik hield het boek even terzijde, en grabbelde nog wat verder. De (franstalige moslim-)verkoper stond tien meter verder in een verhitte discussie met iemand die even verhit de nodige decibels verspreidde. Niemand besteedde daar aandacht aan, maar hij besteedde ook geen aandacht aan zijn kopers. Ik floot een paar maal, stak het boek omhoog, en schreeuwde: combien? Hij keek even van zijn drukke bezigheden op, schreeuwde terug: cinquante!, en stortte zich enthousiast terug in zijn hartverwarmende conversatie. Ik floot terug, en articuleerde: trente, terwijl ik drie vingers opstak. Het antwoord was overduidelijk: een rechter wijsvinger tegen het voorhoofd. Mijn vier opgestoken vingers konden hem niet van de wijs brengen.
Wat te doen? Ik keek in mijn portefeuille, en had dat geld niet eens ter beschikking. Na enige minuten probeerde ik het nog eens. Trente cinq. Wetende dat ik ergens een automaat moest vinden om wat geld uit de muur te peuteren. Hij was onvermurwbaar. Ik legde het boek na een laatste blik terug neer. Vijftig euro, de man kent zijn prijzen. Maar dat was toch veel. Vijfendertig? Waarom niet. Het mocht echter niet zijn, ergens moet je ook principiëel durven zijn. Trop is teveel, en teveel is trop, zei Polle Pensj. Met een wrang gevoel keek ik verder, maar vond mijn gading niet meer. Een half uur later moest ik noodgedwongen naar mijn werk stappen. Kans gemist.
Het verhaal, voor wie denkt dat het hierbij afgelopen is, gaat nog verder. Bijna aan de hoek van de markt gekomen, zie ik een man met Jezus goed en wel onder de arm! Ik kon me niet bedwingen, en vroeg hem hoeveel hij het dan betaald had. Hij bekeek me even, en vroeg mij op mijn beurt: tu le connais, ce livre? Ja natuurlijk. Ik gaf hem enige uitleg over Cyriel Verschaeve, en over zijn zwarte oorlogsverleden. Ah, un connaisseur. Oui, quelle occasion, dit! Cinquante cents, disait le pei. Je l'ai donné son fric sans discuter d'une seule seconde.
Ik voelde dat mijn gezicht vuurrood aanschoot. Idioter dan dit heb ik het nog niet gemaakt. De man was in zijn sas. Béh, oui, zei hij, le castar ne voulait pas gagner de l'argent sur un livre religieux catholique. Pour lui c'était du brol, comme tout autre brol dans ces boîtes. Ik heb de man gefeliciteerd met zijn aankoop, en ben met lange benen naar het werk getrokken, inwendig enige weinig katholieke formules repeterend. Je kunt ze niet allemaal winnen, denk ik dan maar.
Ongelukkig genoeg kan ik geen foto vastkrijgen van de luxe-uitgave. De afbeelding hierboven is van de gewone uitgave van het boek, een hardcover met papierwikkel, terwijl de luxe-uitgave een lederen jas aanheeft, met goudopdruk, centraal een gekruisigde christus voorstellend. De trappen van vergelijking van het woord dom komen me weer voor de geest: dom, aartsdom, aartsbisdom.
Foto volgt.
© Danny Peeters 26/09/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?
Ik wandelde die dag in alle vroegte op de bekende brusselse rommelmarkt, algemeen gekend als het "Vossenplein". Je vindt er de meest uiteenlopende rommel, in de meest letterlijke zin van het woord, met hier en daar een schat, die je maar best onmiddellijk herkent, en aanschaft, want de halve wereld grabbelt er in dozen en kisten, zonder het minste respect voor hetgeen in de handen komt, met als achterliggende redenering: het is toch allemaal rommel.
Als 99 % van de koopwaar inderdaad aan dat criterium voldoet, loop je natuurlijk het gevaar behept te worden met de onverschilligheid van de duizenden mensen die daar gedurende vijf à zes uur voorbijkomen. Ze nemen wat vast, en meestal wordt dat achteloos teruggekieperd in doos of kist, dikwijls ook naast doos en kist, omdat de verkoper zijn uitstallingen zo volstouwt dat het ook niet anders kan.
Ik was vroeg op de markt, inderdaad, want ik werk nog slechts halve dagen, en met dagelijks een prestatie die minimaal 30 tot 50 minuten te lang is, moet je af en toe wel eens wat later komen, vroeger vertrekken is niet toegestaan. Een rij dozen met de grootst mogelijke rommel trok mijn aandacht. Er staken nat geworden boeken tussen, die je met een tang niet meer wilde vastnemen. Brieven, foto's, facturen, studentennotities, boodschappenlijstjes... een onvoorstelbare troep. En toen gebeurde het. Enigzins bedolven onder al die troep lag een op het eerste zicht mooi ingebonden boek, halfleer, met een beetje beschadiging aan de benedenhoek. Ik deed het open, en verdorie, dat mocht niet kunnen!
Jezus. Dat is geen uitroep van verbazing. Het was de titel van het boek. De auteur was een zekere Cyriel Verschaeve. Een luxe-uitgave van het boek uit 1941. Eerste druk. Bij nader inzicht in best aanvaardbare staat. Ik hield het boek even terzijde, en grabbelde nog wat verder. De (franstalige moslim-)verkoper stond tien meter verder in een verhitte discussie met iemand die even verhit de nodige decibels verspreidde. Niemand besteedde daar aandacht aan, maar hij besteedde ook geen aandacht aan zijn kopers. Ik floot een paar maal, stak het boek omhoog, en schreeuwde: combien? Hij keek even van zijn drukke bezigheden op, schreeuwde terug: cinquante!, en stortte zich enthousiast terug in zijn hartverwarmende conversatie. Ik floot terug, en articuleerde: trente, terwijl ik drie vingers opstak. Het antwoord was overduidelijk: een rechter wijsvinger tegen het voorhoofd. Mijn vier opgestoken vingers konden hem niet van de wijs brengen.
Wat te doen? Ik keek in mijn portefeuille, en had dat geld niet eens ter beschikking. Na enige minuten probeerde ik het nog eens. Trente cinq. Wetende dat ik ergens een automaat moest vinden om wat geld uit de muur te peuteren. Hij was onvermurwbaar. Ik legde het boek na een laatste blik terug neer. Vijftig euro, de man kent zijn prijzen. Maar dat was toch veel. Vijfendertig? Waarom niet. Het mocht echter niet zijn, ergens moet je ook principiëel durven zijn. Trop is teveel, en teveel is trop, zei Polle Pensj. Met een wrang gevoel keek ik verder, maar vond mijn gading niet meer. Een half uur later moest ik noodgedwongen naar mijn werk stappen. Kans gemist.
Het verhaal, voor wie denkt dat het hierbij afgelopen is, gaat nog verder. Bijna aan de hoek van de markt gekomen, zie ik een man met Jezus goed en wel onder de arm! Ik kon me niet bedwingen, en vroeg hem hoeveel hij het dan betaald had. Hij bekeek me even, en vroeg mij op mijn beurt: tu le connais, ce livre? Ja natuurlijk. Ik gaf hem enige uitleg over Cyriel Verschaeve, en over zijn zwarte oorlogsverleden. Ah, un connaisseur. Oui, quelle occasion, dit! Cinquante cents, disait le pei. Je l'ai donné son fric sans discuter d'une seule seconde.
Ik voelde dat mijn gezicht vuurrood aanschoot. Idioter dan dit heb ik het nog niet gemaakt. De man was in zijn sas. Béh, oui, zei hij, le castar ne voulait pas gagner de l'argent sur un livre religieux catholique. Pour lui c'était du brol, comme tout autre brol dans ces boîtes. Ik heb de man gefeliciteerd met zijn aankoop, en ben met lange benen naar het werk getrokken, inwendig enige weinig katholieke formules repeterend. Je kunt ze niet allemaal winnen, denk ik dan maar.
Ongelukkig genoeg kan ik geen foto vastkrijgen van de luxe-uitgave. De afbeelding hierboven is van de gewone uitgave van het boek, een hardcover met papierwikkel, terwijl de luxe-uitgave een lederen jas aanheeft, met goudopdruk, centraal een gekruisigde christus voorstellend. De trappen van vergelijking van het woord dom komen me weer voor de geest: dom, aartsdom, aartsbisdom.
Foto volgt.
© Danny Peeters 26/09/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?