ANDEBIJK
  • Home
  • De OudHerkse Blumengarten Bibliothek
  • Geheime Sprookjes
  • Mijn Daguerreotypes

Oorlog en Terpentijn

28/8/2013

0 Reacties

 
Dit is waar ik nu zo van hou: iemand vindt nagelaten geschriften, en doet daar wat mee. Het containerpark is al de gratis opvang van zoveel papier, laten we het daar maar bij houden. Toen ik laatst zag dat iemand een volledige doos boeken in de container kieperde, procudeerde ik inwendig een hoeveelheid niet publiceerbare uitdrukkingen. Zelfs de kringloopwinkel kreeg niet de aandacht van de ijverige kastenkuiser...

Als dan deze papieren in de handen gevallen zijn van iemand die er een roman uit puurde, is dat meteen het zoveelste getuigenis van wat zo belangrijk is om te onthouden. Zou grootvader het allemaal voor niets opgeschreven hebben, denk je dan. Nee hoor, zo mag je het niet bekijken. Grootvader dacht niet aan publiceren. Hij dacht wel aan zijn kinderen, zijn kleinkinderen en wie weet, aan zijn achterkleinkinderen.

Schriftjes, stukjes papier met een korte impressie, brieven, foto’s, bladzijden uit de krant, waar in de marge vlugge notities van feiten genoteerd werden, kleine notaboekjes naast ieder mogelijk ander nuttig snippertje droegen en dragen al die boodschappen met zich mee.

Waarom hebben al die herinneringen zo lang in dozen en kasten gelegen? Wou niemand zich daar aan wagen? Was het voor sommigen te persoonlijk, om de pijn, de angst en het verdriet van hun geliefden prijs te geven?

Uitgerekend vandaag heeft Martin L. King vijftig jaar geleden zijn beroemde toespraak gehouden: I have a dream… Kunnen de kinderen van vroegere eigenaars van slaven, en de kinderen van diezelfde slaven vandaag al op ordentelijke manier samenleven? De vraag die we op dat vlak hier in West-Europa moeten stellen, is of wij hier al in staat zijn de feiten van 100 jaar geleden in die mate te relativeren, dat de zoektocht naar de historische waarheid belangrijker geworden is dan de resterende afkeer voor wat er gebeurd is. Om die afkeer onder controle te houden, om die afkeer in goede banen te leiden, is het nodig dat hetgeen er op papier geschreven staat, of er fotografisch op vastgelegd is, allemaal verzameld, bestudeerd en verwerkt wordt.

Daarom vind ik het boek “Oorlog en terpentijn” van Stefan Hertmans zo belangrijk.

© Danny Peeters, Oudenaarde 28 augustus 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
0 Reacties

Mededelingen, de stok, het hoenderhok

18/8/2013

0 Reacties

 
Foto
Waarom leest iemand iets graag? Niemand zal een sluitend antwoord op die vraag kunnen geven. Maar ergens zijn er aanwijzingen. In bepaalde omstandigheden kan iemand begrijpen waar het over gaat. Omdat hij of zij (ik erger me aan dat obligate verschil: in mijn schooltijd werd er bepaald dat, wanneer het voorwerp van het onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp zowel mannelijk of  vrouwelijk kon zijn, men gebruik mocht maken van de mannelijke verbuiging - of vervoeging, of hoe het ook genoemd moet worden, hij, dus, want voor onzijdig werd er dan weer een uitzondering gemaakt) omdat hij (m/v) er zich (m/v) in herkent, of omdat hij zonder die belachelijke haakjes er zich in thuis voelt, of omdat hij er meer wil over weten. De Nederlandse taal is een echt kreng, omdat zij door een niet homogene groep mensen gesproken wordt. Vlamingen denken anders dan Nederlanders. Het is dan ook niet verbazend dat een heleboel jongeren gewoon dag met het handje zeggen, en het meest schabouwelijke Engels omarmen, liever dan hun eigen taal op alles te laten voorgaan. Dat is spijtig, maar het is een feit.

Enige dagen geleden las ik een bijdrage in de blog "Mededelingen van het Centrum voor Documentatie en Reëvaluatie", kortweg het "C.D.R." Of anders kortweg: "Mededelingen". Of nog anders kortweg: "Mededelingen van het C.D.R." Kies maar. De bedoelde bijdrage was een krasse kritiek op het taalgebruik door net die groep van mensen, die nog altijd, door hun publieke functie, als voorbeelden aanzien worden. Zij zijn nieuwslezers, en geef toe: hun krampachtige dan wel soepele taalgebruik brengt de meest hilarische toestanden met zich mee. Zo heeft volgens Luc Pay, een kennis van de C.D.R.-redacteur van dienst, het merendeel van de nieuwslezers de uitspraak van de naam van de Egyptische stad "Alexandrië" niet helemaal begrepen. Luc Pay, de man die de Egyptische stok in het hoenderhok gooide, hanteert de regel, waarbij vreemde namen een klemtoon krijgen op de voorlaatste lettergreep. Misschien gaat deze regel niet altijd op, maar nog misschiener kunnen een aantal taalgoeroes niet meer tellen. Want wat is het geval: "-drië" is de laatste lettergreep van het woord, niet "-ë". Het woord is niet te splitsen midden in de uitgangen die eindigen op de "...ië"-klank. Een eigenaardigheid te meer van de Nederlandse taal, maar kijk, daarvoor lopen gaan is kleinzielig. En dus maar domme uitspraakaanpassingen doen is nog dommer. Doe de inspanning. En aanvaard dat de schrijfwijze inderdaad niet "Alexandrie-ë" is, zoals alergieën. Dus ook niet de uitspraak.

Waren het de pennelikkers van de taalunie, die liever pennenlikkers genoemd worden, terwijl je om te likken al genoeg hebt aan één pen en dus een volkomen zinloos meervoud als regel overbodig lijkt, die deze draak maar meegecreëerd hebben toen ze toch bezig waren? Ik trek het me niet aan, ik ben oud genoeg om te vinden dat hun regelgevingen bij de laatste vier of vijf taalaanpassingen volkomen naast toon en maat gezongen werden, en hun mening over mijn mening is totaal onbelangrijk. Pay, met een uitgesproken helaas in mijn ogen, gebruikt de laatste klank als twee lettergrepen, om te bewijzen dat het woord verkeerd uitgesproken wordt. Ik blijf erbij dat het over slechts één lettergreep gaat. Alexandrië, dus alex-an-drië, en niet alex-an-dri-ë, voor mij. Om het probleem nog even totaal nutteloos ingewikkeld te maken: naar wie is die stad genoemd? Naar iemand die in de Arabische wereld niet zo een goede naam meedraagt: (I)Skander... Dat "Alex" is ook zeer onsplitsbaar, als je het mij vraagt. Maar nu niet ter zake. Het is al erg genoeg, zo.

Nog vervelender is dat andere voorbeeld, dat Luc Pay ons aanbiedt, om zijn vrije woord te uiten. Wij hebben nu net een Koning Filip gekregen, maar onze vorige Koning moest voortdurend zijn naam in de media horen uitspreken als Albert met de doffe e van "de". Kort de naam van Albert af tot Bert, en je krijgt de klank van "bed". Niet van "de". Etymologisch komt die naam van "Adal", edel, en van "Berth", schitterend, geweldig, beroemd, groots. De klemtoon zit inderdaad op de eerste lettergreep. Maar waarom moet die doffe "e" van "de"? Daarover gaat de discussie van Pay in eerste instantie niet, maar toch stel ik de vraag. In de vraag zit meteen ook mijn antwoord. Waarom dan wel? In het Frans wordt de laatste lettergreep als "air" uitgesproken, maar eveneens met de klemtoon op de eerste lettergreep.

Zit daar het geheim van de rare uitspraak van Albert? Zijn er leermeesters geweest die terecht hun leerlingen er op wezen dat de klemtoon op "Al" en niet op "bert" moest vallen? Wat deden de domme leerlingen? Ze zeiden ALbert, maar legden zoveel klemtoon op de eerste lettergreep, dat ze van de weeromstuit de e-klank dof uitspraken, om de klemtoon, eh... te beklemtonen. Ik heb dat laatste al meermaals meegemaakt. Als iemand trachtte een verkeerd beklemtoond woord te corrigeren, legde de luisteraar dan de klemtoon goed, maar veroorzaakte meteen een watervalfout door een of andere klank in de rest van het woord verkeerd uit te spreken. Wanneer de leraar dan ja zegt, in plaats van eerst ook de tweede fout aan te pakken, krijg je hilarische toestanden. Het is al erg genoeg zo: onderzoek maar eens het woord "epidemie", en door samenvoeging van de klemtoonval en de uitspraakwijziging kom je op dezelfde rariteiten uit. Men wil de klemtoon naar de oude brontaal terugbuigen, maar doet zodanig veel inspanning, dat men de i van de tweede lettergreep tot een doffe e omvormt. Het is nochtans simpel: het gaat om een vreemd woord, leg dus de klemtoon op de voorlaatste lettergreep, en laat de oude grieken rusten in hun olympische graven. Of moeten we dan echt naar de therapuit? 

Ik ben geen taalkundige, en de verdedigers van de doffe Albert zullen zich natuurlijk weren als duivels in het wijwatervat, maar ik blijf erbij: ik hoor liever een Albert in het bed vertoeven, dan in een duivenhok vol doffers.

Deze tirade is bedoeld om aan te geven dat de Mededelingen van het C.D.R. ondanks hun soms oppervlakkige inhoud bij mij toch steeds een snaar raken die klanken door de huiskamer doen weerklinken. Valse klanken, zullen de taalkampioenen nu uitroepen, maar kom, beter een valse noot dan geen noot, zei het eekhoorntje in 1963 toen het een halve meter boven de noot zat te graven. Het bewijst alvast dat deze mededelingen "weer"klank hebben. En daarvoor schrijft toch een mens al eens een paar bladzijden vol? Niet?

© Danny Peeters, Oudenaarde 18 augustus 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?

0 Reacties

Sneak preview

7/8/2013

0 Reacties

 
Foto
De hond is de beste vriend van de mens. Dit is een platitude van belang. Maar deze kleine jongen, die al 12 jaren lief en leed met de familie Peeters deelt, is wel mijn beste vriendje, zoals Jackie voor het tienjarige kind dat ik was, ooit mijn beste vriendje is geweest. Helaas heb ik nergens een foto van mijn toenmalige speelmakker, maar hij was het evenbeeld van mijn huidige vriendje Piko, zij het dan dat Jackie een zwarte rug en een zwart masker had.

Piko met zijn twaalf jaar is behoorlijk grijs geworden. Een correcte beschrijving van de soort vind ik nergens terug, hij is geen reuze Dobermann, evenmin een dwerg. Hij is ook geen van de andere soorten Pinchers die ik wel teruggevonden heb. Met zijn schofthoogte van 38 cm, zijn normale lichaamsbouw, zijn typische grijpreflex wanneer iemand zijn speelbal wil afnemen, zijn uitermate vriendelijke en speelse karakter, zijn buitensporig kindvriendelijk gedrag, het zijn allemaal sporen die hem duidelijk in de Pinchersoort plaatsen. Maar zijn schofthoogte is blijkbaar atypisch. Mijn vader noemde Jackie een Pincher-Dobermann, maar waar moet je met zulk een dubbelbenaming heen?

Jackie had precies hetzelfde karakter. Alleen zijn hormonen waren bepaald woeliger dan het geval is bij zijn opvolger. En dat had tot gevolg dat hij met alle middelen wou uitbreken en zwerven, om zich hier en ginder de mooiste teefjes te verleiden. Na een week kwam hij plots terug thuis, graatmager, en zich bewust van zijn schuld. Tot die laatste keer, toen hij niet meer van zijn zwerftocht terugkwam. Ik voel nog altijd de leegte die hij achterliet. Latere honden in ons gezin hebben nooit meer dezelfde impact gehad als Jackie.

Foto's werden er blijkbaar niet gemaakt van zo iets banaals als een hond. Daarvoor waren de filmrolletjes te duur. En een hond was maar een hond, zo scheen het te horen. Gevoelens daarover konden niet. Maar mijn tranen, onder de lakens zodat niemand ze zouden zien, bewezen het tegendeel. Evenveel pijn had ik toen mijn kanarie, meer dan 9 jaar oud, stierf, door mijn eigen schuld dan nog. En hoewel Piko al 12 jaar oud is, weet ik wel dat de eeuwigheid ook niet voor hondjes weggelegd is.

Enige tijd geleden hebben we een bezoek aan de dierenarts gebracht, met een operatie als gevolg. Hij heeft dat goed doorstaan, en hij is weer goedgekeurd voor onbepaalde tijd.

Nu zin ik op manieren om Piko het lot van de vergetelheid te onthouden, zoals dat voor Jackie het geval was. Hoe? Voor u een vraag, ... Dit is een preview.

© Danny Peeters, Oudenaarde 07 augustus 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?

0 Reacties

Elsschot en opstellen

5/8/2013

0 Reacties

 
Foto
Op maandag 20 februari 2012 publiceerde Guido Lauwaert in Knack een artikel onder de titel: "Wie was Willem Elsschot écht?" Het is een lang en goed gedocumenteerd artikel, dat ik graag gelezen heb, en waarvan ik onbeschaamd durf te zeggen dat ik niet alles begrepen heb. In tegenstelling tot Guido Lauwaert heb ik niet elke letter van elk boek van Elsschot gelezen, en hetgeen ik wel gelezen heb, is niet letter per letter aan een minutieus onderzoek onderworpen. Ik kan dus niets zeggen over het karakter van de auteur, ook al niet omdat ik niet over de relaties beschik die me diepgaande gesprekken met nabestaanden en collega’s mogelijk zouden gemaakt hebben.

Dat Elsschot me wel beroert, dat durf ik wel zeggen. Eens te meer moet ik tot mijn spijt vaststellen dat de lessen literatuur op school niet veel meer dan de gebruikelijke platitudes opleverden. Wie meer en grondiger kennis wilde opdoen, moest maar de klassieke wegen bewandelen, bibliotheken bezoeken, leraars ondervragen, en een enkele keer een oud-leerling van de school, die met literatuur bezig was, aanschrijven. Zelfstudie was de enige weg, maar het schoolwerk vroeg zoveel tijd, dat er van een echte studie nooit veel kon komen.

Op woensdag 7 november 2007 publiceerde ik een bijdrage aan mijn eigen blog Andebijk, en gebruikte ik de meester om via zijn zakelijke schrijfstijl aan te geven dat schrijven voor mij een kwestie is van meerdere dagen werk. Ik moet hetgeen ik geschreven heb laten sudderen, om het daarna te herwerken tot er dikwijls van de oorspronkelijke tekst virtueel niets meer overblijft. Dat gaat niet in alle omstandigheden, en daarom gebeurt het meer dan eens dat de teksten die ik schrijf, rechtstreeks op het scherm geplaatst worden zonder de minste moderatie. Hetgeen meestal spijtig is.

Het algemeen gekende verwijt, dat in schoolse omstandigheden de tijd als scherprechter gebruikt werd wanneer er opstellen en vergelijkbaar literair werk moesten gepleegd worden, gaat tegenwoordig ook op bij het schrijven van teksten allerhande. Ook de tekst die ik nu schrijf zal niet aan de wet van de snelle blogger ontsnappen. Hij sluit daarentegen naadloos aan bij een derde artikel dat in het kraam past van hetgeen ik hier wil vertellen. De tekst is niet zo lang geleden via deze blog verschenen, op 17 oktober 2012 onder de titel: "Het derde geheime sprookje", met als ondertitel:“Een ziekte die niet echt gezond is: boeken”.

De naam van leraar Den Uil is gefingeerd, om de eenvoudige reden dat ik me zijn naam niet meer herinner. Maar de werkwijze die hij ons aangeleerd heeft, is wel echt, zij het dan dat ik in de loop van de tijd de methode nog een beetje uitgebreid heb. Het punt dat ik in de inleiding van dat artikel wou maken, betrof de zeer korte tijd om een idee te ontwikkelen en uit te schrijven. Ik ben van het type dat in twee uur niets kan bakken van een opdracht die van de schrijver vereist het onderwerp te ontleden, een richting te bepalen, en het schrijfwerk uit te voeren. Het moest destijds dan nog met de pen op papier geschreven worden, zodat een wijziging van idee op het laatste moment altijd dramatisch moest aflopen. Een herformulering was toen niet meer mogelijk. Met meer tijd, en een goed “kladschrift” bij de hand lukte dat wel.

Het verband tussen deze drie artikels ligt precies in het geciteerde werk van Guido Lauwaert, en meer bepaald in de allerlaatste alinea. Elsschot rebelleert tegen de schoolse opstel-opdrachten, en verwoordt exact hetgeen ik ook denk en dacht. Ik citeer:

Daarom moest men schooljongens vrij laten in de keus van ’t onderwerp en die zeven en vijftig zoo verschillende sukkelaars niet dwingen op een zelfden namiddag de Lente of de Begrafenis van Moeder te beschrijven. En zond er dan een aan zijn meester een brief waarin hij zeggen zou waarom hij ’t vertikt vandaag eenig opstel te maken, waarover dan ook, dan behoorde die brief zijn opstel te zijn.
Zoals Elsschot dat deed, de pijn en het foute van de schools opgelegde opstellen blootleggen, zo goed kan ik het niet. Maar nog voor ik met Kaas kennis gemaakt heb, was ik wel vertrouwd met de inleiding, want ook ik vloekte (binnensmonds) op mijn dwaze leraren, en dus op hun dwaze oversten.

© Danny Peeters, Oudenaarde 05 augustus 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
0 Reacties

gesloten wegens warmte, maar toch...

2/8/2013

0 Reacties

 
Als het niet gaat, gaat het niet. Dat is een wet, maar wetten zijn er om overtreden te worden. Ik ben al te lang afwezig gebleven, en warm me nu op om de oude gewoontes te hervatten: schrijven, schrijven en schrijven.

De angst voor het witte blad, en wanneer die angst overwonnen is, writers block. Als iemand met die twee factoren moet afrekenen, kan alleen een hittegolf de hersenen van desbetreffende dermate storen, dat de productiviteit op volledig atypische wijze op gang komt.

Toen ik rond half elf gisteravond, tijdstip dat nu nog nachtelijk verder gezet wordt, begon te lezen, buiten aan de terrastafel, vol met rommel, en met ontwakende slakken om me heen, wist ik het: er wordt seffens geschreven. En dat moest zonodig in het papieren dagboek gebeuren, want als het er op aan komt, is het gevoel en de geur van pen en papier nodig. Ook al staat er een lichte, afkoelende wind, ook al is de trappist, die ik als zondig mens nuttig lekker, en ook al is de opmerkelijke stilte eerder geschikt voor enige klassieke muziek, die ik dan middels de nodige electronica ook tot bij mij kreeg, de computer staat in een te warme ruimte, en dus moest het ambachtelijk juist zijn. En zo is het. Het schrijven begon als volgt:

Donderdag 01/08/2013. Terrastafel, Bloemenhof, 23h 45.
Trage beschrijving van een besluit. Of hoe ik de zoveelste brug achter mij verbrand, om binnen een week, of binnen een jaar, te besluiten dat het bij deze tragische brand is gebleven.
Is het alweer van december van vorig jaar geleden? Ik sta versteld van de snelheid van de tijd. Ik moet mijn horloge in de gaten houden: straks schrijf ik nog verder terwijl ik al dood ben. Dat is wettelijk verboden. Dode auteurs mogen geen boeken meer schrijven. Om tot deze beslissing te komen, de beslissing om verder te schrijven in mijn dagboek, heb ik de ongevraagde hulp gekregen van Margot Vanderstraeten. Een naam die bij mij op één of andere manier een belletje doet rinkelen, een Hasselts belletje, want zij is daar geboren, en er zijn natuurlijk nog wel Vanderstraetens, maar ik ken een familie Vanderstraeten, en verwantschap is altijd mogelijk. Ik ga niet aan genealogie doen.

Het volstaat me te weten dat Margot VdS me tot deze stap aangezet heeft. Zonder dat ze daar iets van wist. Een paar dagen geleden gaf ze op Facebook een bericht dat haar nieuwe boek op de sporen staat, maar nog niet rijdt. En dat ze van haar trouwe publiek verwacht, hoopt, dat het in afwachting van de publicatie wel bereid zal zijn nog een kijkje te nemen naar haar vorige roman, die ondertussen al meer dan vier jaren in de boekenrekken ligt.

Wat een toeval! Op één van de eerste dagen van de koopjesmaand trok ik te voet naar de stad voor een of andere boodschap. Na afloop daarvan, het was nog relatief vroeg in de ochtend, bezocht ik de lokale toonaangevende boekhandel, Beatrijs, waar op de drempel enige bakken met afgeprijsde waren uitgetsald stonden. Voor mij is dat wat een rottende appel is op een zomerdag in de ogen van een stel onopgevoede wespen. Van dat stel wil ik in dat geval graag wesp nummer één zijn. Dat was ik niet.

Een erg brede dame, ik noem maar haar kont als pars pro toto, keurde als een volwaardige copie van mezelf elk boek uit de bak waar ze voor stond terwijl ze, de middelste bak doorzoekend, ook ruimschoots voor zowel de linker- als de rechterbak "aanwezig" was. Dus maakte ik mijn ondertussen toch enigzins afgeslankte ik nog een beetje onopvallender en grabbelde in de linkerbak naar het lekkers door de drukpers en de boekenwinkel aan mij gepresenteerd. Dat ik nu enige dames die het met hun breedtegraad ook moeilijk hebben op de tenen trap, is niet mijn bedoeling. Ik was op jacht naar literair schoon, en moest me maar beperken tot wat de winkel bood. Ik ben ook moeders mooiste niet.

De eerste bak leverde niets op, en de gelegenheid bood zich aan om de tweede te onderzoeken. Het geluk was met mij, want daar zag ik iets liggen dat weerom het belletje deed rinkelen. Het belletje zei me met liefelijke stem: "Hela kereltje in afgeslankte versie, maak je niet dik: hier ligt wat lekkers." Het was een boek van Margot VdS, en hoewel ik totaal niet met haar werk bekend ben, wist ik wel via internet, die uitvinding van de duivel die als een geschenk van de goden aangeboden wordt aan hen die het willen gebruiken, dat ik de zekerheid kreeg van goede literatuur. Het werk heette "Mise en place". Ik vergat ter plaatse, onmiddellijk en met terugwerkende kracht de rivaliserende dame. 

De 50% korting mocht, omdat de koopjesperiode de boekenwinkel er toe aanzette waren, die blijkbaar door het Oudenaardse publiek niet als gewenst aanzien werden, te braderen. Maar op hetzelfde ogenblik wist ik ook dat een vlotte pen als die van Margot (zanik maar niet over het toetsenbord) dus haar intellectuele werk in prijs gehalveerd zag. Ook de winkelierster wist dat wel: "eigenlijk erg dat je zulke boeken in de afslag moet leggen om ze kwijt te raken..."

Ik dartelde nog wat door de winkel, maar meer dan een paar voor mij nog niet in de betaalbare categorie onder te brengen boeken vond ik niet meer. Het tovermoment van de vondst was voorbij. Ik rekende af, en vertrok. De rest van dit verhaal kan op de bloemenhofse vertellingen gelezen worden.
0 Reacties

    Auteur

    OudHerk, de auteur van de oude Andebijk-blog, heeft binnenkort meer op deze bladzijden staan over zichzelf dan hij zelf kan vermoeden.

    ARchieven

    September 2014
    Augustus 2014
    Juli 2014
    Juni 2014
    Februari 2014
    Augustus 2013
    Juli 2013
    Oktober 2012
    September 2012
    Juli 2012

    Categorieën

    Alles
    100happydays
    Creatief
    Manuscript/typoscript
    Mensen
    Natuur
    Pensioen
    Verdriet

    RSS-feed

Powered by Create your own unique website with customizable templates.