Op maandag 20 februari 2012 publiceerde Guido Lauwaert in Knack een artikel onder de titel: "Wie was Willem Elsschot écht?" Het is een lang en goed gedocumenteerd artikel, dat ik graag gelezen heb, en waarvan ik onbeschaamd durf te zeggen dat ik niet alles begrepen heb. In tegenstelling tot Guido Lauwaert heb ik niet elke letter van elk boek van Elsschot gelezen, en hetgeen ik wel gelezen heb, is niet letter per letter aan een minutieus onderzoek onderworpen. Ik kan dus niets zeggen over het karakter van de auteur, ook al niet omdat ik niet over de relaties beschik die me diepgaande gesprekken met nabestaanden en collega’s mogelijk zouden gemaakt hebben.
Dat Elsschot me wel beroert, dat durf ik wel zeggen. Eens te meer moet ik tot mijn spijt vaststellen dat de lessen literatuur op school niet veel meer dan de gebruikelijke platitudes opleverden. Wie meer en grondiger kennis wilde opdoen, moest maar de klassieke wegen bewandelen, bibliotheken bezoeken, leraars ondervragen, en een enkele keer een oud-leerling van de school, die met literatuur bezig was, aanschrijven. Zelfstudie was de enige weg, maar het schoolwerk vroeg zoveel tijd, dat er van een echte studie nooit veel kon komen.
Op woensdag 7 november 2007 publiceerde ik een bijdrage aan mijn eigen blog Andebijk, en gebruikte ik de meester om via zijn zakelijke schrijfstijl aan te geven dat schrijven voor mij een kwestie is van meerdere dagen werk. Ik moet hetgeen ik geschreven heb laten sudderen, om het daarna te herwerken tot er dikwijls van de oorspronkelijke tekst virtueel niets meer overblijft. Dat gaat niet in alle omstandigheden, en daarom gebeurt het meer dan eens dat de teksten die ik schrijf, rechtstreeks op het scherm geplaatst worden zonder de minste moderatie. Hetgeen meestal spijtig is.
Het algemeen gekende verwijt, dat in schoolse omstandigheden de tijd als scherprechter gebruikt werd wanneer er opstellen en vergelijkbaar literair werk moesten gepleegd worden, gaat tegenwoordig ook op bij het schrijven van teksten allerhande. Ook de tekst die ik nu schrijf zal niet aan de wet van de snelle blogger ontsnappen. Hij sluit daarentegen naadloos aan bij een derde artikel dat in het kraam past van hetgeen ik hier wil vertellen. De tekst is niet zo lang geleden via deze blog verschenen, op 17 oktober 2012 onder de titel: "Het derde geheime sprookje", met als ondertitel:“Een ziekte die niet echt gezond is: boeken”.
De naam van leraar Den Uil is gefingeerd, om de eenvoudige reden dat ik me zijn naam niet meer herinner. Maar de werkwijze die hij ons aangeleerd heeft, is wel echt, zij het dan dat ik in de loop van de tijd de methode nog een beetje uitgebreid heb. Het punt dat ik in de inleiding van dat artikel wou maken, betrof de zeer korte tijd om een idee te ontwikkelen en uit te schrijven. Ik ben van het type dat in twee uur niets kan bakken van een opdracht die van de schrijver vereist het onderwerp te ontleden, een richting te bepalen, en het schrijfwerk uit te voeren. Het moest destijds dan nog met de pen op papier geschreven worden, zodat een wijziging van idee op het laatste moment altijd dramatisch moest aflopen. Een herformulering was toen niet meer mogelijk. Met meer tijd, en een goed “kladschrift” bij de hand lukte dat wel.
Het verband tussen deze drie artikels ligt precies in het geciteerde werk van Guido Lauwaert, en meer bepaald in de allerlaatste alinea. Elsschot rebelleert tegen de schoolse opstel-opdrachten, en verwoordt exact hetgeen ik ook denk en dacht. Ik citeer:
Dat Elsschot me wel beroert, dat durf ik wel zeggen. Eens te meer moet ik tot mijn spijt vaststellen dat de lessen literatuur op school niet veel meer dan de gebruikelijke platitudes opleverden. Wie meer en grondiger kennis wilde opdoen, moest maar de klassieke wegen bewandelen, bibliotheken bezoeken, leraars ondervragen, en een enkele keer een oud-leerling van de school, die met literatuur bezig was, aanschrijven. Zelfstudie was de enige weg, maar het schoolwerk vroeg zoveel tijd, dat er van een echte studie nooit veel kon komen.
Op woensdag 7 november 2007 publiceerde ik een bijdrage aan mijn eigen blog Andebijk, en gebruikte ik de meester om via zijn zakelijke schrijfstijl aan te geven dat schrijven voor mij een kwestie is van meerdere dagen werk. Ik moet hetgeen ik geschreven heb laten sudderen, om het daarna te herwerken tot er dikwijls van de oorspronkelijke tekst virtueel niets meer overblijft. Dat gaat niet in alle omstandigheden, en daarom gebeurt het meer dan eens dat de teksten die ik schrijf, rechtstreeks op het scherm geplaatst worden zonder de minste moderatie. Hetgeen meestal spijtig is.
Het algemeen gekende verwijt, dat in schoolse omstandigheden de tijd als scherprechter gebruikt werd wanneer er opstellen en vergelijkbaar literair werk moesten gepleegd worden, gaat tegenwoordig ook op bij het schrijven van teksten allerhande. Ook de tekst die ik nu schrijf zal niet aan de wet van de snelle blogger ontsnappen. Hij sluit daarentegen naadloos aan bij een derde artikel dat in het kraam past van hetgeen ik hier wil vertellen. De tekst is niet zo lang geleden via deze blog verschenen, op 17 oktober 2012 onder de titel: "Het derde geheime sprookje", met als ondertitel:“Een ziekte die niet echt gezond is: boeken”.
De naam van leraar Den Uil is gefingeerd, om de eenvoudige reden dat ik me zijn naam niet meer herinner. Maar de werkwijze die hij ons aangeleerd heeft, is wel echt, zij het dan dat ik in de loop van de tijd de methode nog een beetje uitgebreid heb. Het punt dat ik in de inleiding van dat artikel wou maken, betrof de zeer korte tijd om een idee te ontwikkelen en uit te schrijven. Ik ben van het type dat in twee uur niets kan bakken van een opdracht die van de schrijver vereist het onderwerp te ontleden, een richting te bepalen, en het schrijfwerk uit te voeren. Het moest destijds dan nog met de pen op papier geschreven worden, zodat een wijziging van idee op het laatste moment altijd dramatisch moest aflopen. Een herformulering was toen niet meer mogelijk. Met meer tijd, en een goed “kladschrift” bij de hand lukte dat wel.
Het verband tussen deze drie artikels ligt precies in het geciteerde werk van Guido Lauwaert, en meer bepaald in de allerlaatste alinea. Elsschot rebelleert tegen de schoolse opstel-opdrachten, en verwoordt exact hetgeen ik ook denk en dacht. Ik citeer:
Daarom moest men schooljongens vrij laten in de keus van ’t onderwerp en die zeven en vijftig zoo verschillende sukkelaars niet dwingen op een zelfden namiddag de Lente of de Begrafenis van Moeder te beschrijven. En zond er dan een aan zijn meester een brief waarin hij zeggen zou waarom hij ’t vertikt vandaag eenig opstel te maken, waarover dan ook, dan behoorde die brief zijn opstel te zijn.
Zoals Elsschot dat deed, de pijn en het foute van de schools opgelegde opstellen blootleggen, zo goed kan ik het niet. Maar nog voor ik met Kaas kennis gemaakt heb, was ik wel vertrouwd met de inleiding, want ook ik vloekte (binnensmonds) op mijn dwaze leraren, en dus op hun dwaze oversten.
© Danny Peeters, Oudenaarde 05 augustus 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
© Danny Peeters, Oudenaarde 05 augustus 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?