Op dinsdag 12 juni schreef ik in de trein van Oudenaarde naar Brussel, die van 07h02, een bijdrage waarvan een deel onder deze titel mag vallen. Een ander deel valt hier niet onder, omdat aangelegenheden met mijn tuin-bloemen-planten in een aparte bladzijde zullen worden opgenomen. Hetgeen ik hier wel wil vertellen, had ik hernomen onder een titel "Faits d'hiver". Spelen met de taal en de voeten van de mensen is altijd een beetje mijn hobby geweest. Des faits divers, gezien door het raam en in de coupé van een IC-trein, gadegeslagen en overdacht.
De ekster. Vlak voor het stationnetje van Welle zie ik, terwijl we een ogenblik aan lage snelheid voorbijtrekken, op een weidepaal een trieste ekster zitten. Het beest zit, in tegenstelling tot wat meestal verwacht mag worden, niet fier rechtop, aandachtig elke beweging in de omgeving gadeslaand, om alles wat beweegt zijn plaats te geven. Met de kop ingetrokken zit hij te treuren, en beweegt geen vin. Zou hij ziek zijn?
Eén paal verder is er een bewoner van een nog veel vreemder allure te zien: een zwarte dameshandtas hangt over paal en draad. Wat heeft dat te betekenen? Leeggestolen en dan schuldbewust tentoongesteld? Of gevonden en ter plaatse door een eerlijke vinder uitgestald? De ekster laat het niet aan zijn veren komen. Hij treurt verder.
De dame. De dame die tegenover mij zit, volgt met grote aandacht mijn schrijfactiviteiten. Je ziet inderdaad maar zelden iemand de pen gebruiken in een rijdende trein, behalve voor studiewerk of andere kruiswoordraadselen. Ik voel ze denken wat ik hier zit te vereeuwigen. Wacht tot ik haar seffens een suggestieve halve rabarbersteel aanbied. Om ze bezig te houden. Zou ik zo stout durven zijn? Nee, zo stout heb ik niet gedurfd te zijn. Onverholen nieuwsgierigheid is natuurlijk wat anders dan slinkse gluurderij, maar het blijft hinderlijk. Dag, Dame, anderen mogen genieten van de rabarber.
De collega. Ik ben gisteren op het werk even langs gegaan bij een collega, die een paar maanden in ziekteverlof was. Het blijkt dat hij toch geopereerd is, en men heeft (...). (...). Hij ziet er beter uit dan vroeger, maar zijn moreel was beneden nul. Hoewel (...) nooit veel zegt, was hij nu helemaal dichtgeslagen. Hij is een bedeesde, maar zeer vriendelijke man, nochtans. Ik duim voor hem.
Zo zie je maar, sprookjes zijn niet altijd vrolijk. Een zieke ekster, een glurende dame, een teneergeslagen collega... ze maken elk op hun manier deel uit van mijn dagelijkse leven. Je mag nooit te zorgzaam lijken, ook nooit te oppervlakkig zijn. En een vluchtige passage is een verloren kans, een te opdringerige vragensessie geeft geen goede indruk, neergeslagen ogen zien nooit genoeg. Waar ligt het evenwicht?
© Danny Peeters, Oudenaarde 30/07/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?
De ekster. Vlak voor het stationnetje van Welle zie ik, terwijl we een ogenblik aan lage snelheid voorbijtrekken, op een weidepaal een trieste ekster zitten. Het beest zit, in tegenstelling tot wat meestal verwacht mag worden, niet fier rechtop, aandachtig elke beweging in de omgeving gadeslaand, om alles wat beweegt zijn plaats te geven. Met de kop ingetrokken zit hij te treuren, en beweegt geen vin. Zou hij ziek zijn?
Eén paal verder is er een bewoner van een nog veel vreemder allure te zien: een zwarte dameshandtas hangt over paal en draad. Wat heeft dat te betekenen? Leeggestolen en dan schuldbewust tentoongesteld? Of gevonden en ter plaatse door een eerlijke vinder uitgestald? De ekster laat het niet aan zijn veren komen. Hij treurt verder.
De dame. De dame die tegenover mij zit, volgt met grote aandacht mijn schrijfactiviteiten. Je ziet inderdaad maar zelden iemand de pen gebruiken in een rijdende trein, behalve voor studiewerk of andere kruiswoordraadselen. Ik voel ze denken wat ik hier zit te vereeuwigen. Wacht tot ik haar seffens een suggestieve halve rabarbersteel aanbied. Om ze bezig te houden. Zou ik zo stout durven zijn? Nee, zo stout heb ik niet gedurfd te zijn. Onverholen nieuwsgierigheid is natuurlijk wat anders dan slinkse gluurderij, maar het blijft hinderlijk. Dag, Dame, anderen mogen genieten van de rabarber.
De collega. Ik ben gisteren op het werk even langs gegaan bij een collega, die een paar maanden in ziekteverlof was. Het blijkt dat hij toch geopereerd is, en men heeft (...). (...). Hij ziet er beter uit dan vroeger, maar zijn moreel was beneden nul. Hoewel (...) nooit veel zegt, was hij nu helemaal dichtgeslagen. Hij is een bedeesde, maar zeer vriendelijke man, nochtans. Ik duim voor hem.
Zo zie je maar, sprookjes zijn niet altijd vrolijk. Een zieke ekster, een glurende dame, een teneergeslagen collega... ze maken elk op hun manier deel uit van mijn dagelijkse leven. Je mag nooit te zorgzaam lijken, ook nooit te oppervlakkig zijn. En een vluchtige passage is een verloren kans, een te opdringerige vragensessie geeft geen goede indruk, neergeslagen ogen zien nooit genoeg. Waar ligt het evenwicht?
© Danny Peeters, Oudenaarde 30/07/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?