Het standpunt dat iedereen daaromtrent wilt innemen laat me ijselijk koud, maar ik lees meerdere boeken tegelijkertijd. Dat doe ik omdat ik nog maar zelden fictie lees, waar het net iets meer concentratie vereist de verhaallijn te blijven volgen. Maar vroeger deed ik dat toch ook al. (...).Men mag zelfs meerdere boeken ter hand nemen om feiten te bevestigen, tegen te spreken of te laten aanvullen. En dan komt men soms in een boek terecht dat men helemaal wilt lezen, zoas in dit geval gebeurt.
Al sedert lang is dat springen van het ene boek naar het andere mijn leesstijl geworden. Zo kwam ik hoe langer hoe meer in het vaarwater van geschiedenis, literatuurwetenschap en de kunsten terecht. En nog veel meer vakgebieden - of zijn het jachtterreinen - krijgen mijn aandacht.
Toen ik onlangs begon te lezen in "Vlaming, Hou Zee!" van Jan van Dorp, een fictiewerkmet historische achtergrond, wist ik wel waar ik aan begon, en ik kwam in een tegelijkertijd voor mij vrij onbekende, maar ook zéér bekende wereld terecht. De zee en de zeilvaart hebben me altijd geboeid. Maar niet dat aspect trok me in het boek aan: wel stelde ik weer eens een verhaal met een zilte lucht en winderige kusten op prijs, het was vooral de historische omgeving die kleur kreeg door de aanwezigheid van de beruchte zeekapers uit Holland, Vlaanderen en Frankrijk, die deels de bestaande economie hielpen ontwrichten, maar tegelijkertijd stadjes als Duinkerke en Oostende aan hun rijkdom hielpen, en hun, al dan niet fictieve, overstap naar de commerciële Indiëvaart.
Een jaar of twee geleden heb ik bij het lezen van "De vrouw met de luifelhoed" van Ugo Janssens min of meer hetzelfde moeten doen, namelijk naar geschiedenisboeken moeten grijpen om me beter te voelen in het laat-achttiende en vroeg-negentiende eeuwse Vlaanderen, Frankrijk en Nederland.
Aldus kwamen de wegen van beide boeken samen, en kon ik het niet laten, wanneer een paar hoofdstukken in het eerste boek gelezen waren, een aantal bladzijden te laten volgden in het andere, waarbij het absoluut niet storend was dat de periode waarover ik las niet overeenkwam met het de fictie van Jan van Dorp.
De geschiedenis in het fictieboek komt op zeker ogenblik terecht in de opkomst van de Oostendsee Compagnie. Bij het optuigen van twee Oostendse schepen maakt de auteur nog niet veel woorden vuil aan deze Compagnie. Het tweede opgetuigde schip heet "Flandre Impériale". Als die naam een tegenspraak lijkt te zijn tegen de zeer Vlaamse vertelling, mag het verbazend zijn dat er een Franse naam voor het schip gekozen wordt. Maar Jan van Dorp zelf was een franstalige Vlaming, geboren in Zwitserland, waar hij ook gestudeerd heeft. De benaming verwijst naar de Keizerlijke achtergrond in de politiek van dat ogenblik, en heeft niets met taalvoorkeuren te maken. Patricia Carson legt de geschiedenis als volgt uit.
Het voorbeeld van Colbert in Frankrijk had graaf de Bergeyck aan het einde van de zeventiende eeuw geïnspireerd om de handel te stimuleren, op zoek te gaan naar nieuwe markten en indien mogelijk van het kolonialisme te profiteren. Hij slaagde erin een handelscompagnie op te richten voor de handel met Indië en de Indische gebieden. Maar Engeland en de Verenigde Provinciën hielden de zaken in de gaten en de regering gaf het plan op. Toen zijn plannen onder de Oostenrijkers later weer op tafel kwamen en de Oostendse Compagnie werd opgericht waarvoor vooral Antwerps kapitaal was aangetrokken, zag het er naar uit dat de Zuidelijke Nederlanden dan toch nog een commercieel afzetgebied zouden krijgen. Maar drie jaar nadat de eerste drie boten vol goede moed vanuit Oostende waren vertrokken, werd de vergunning van de Compagnie ingetrokken. De keizer, die al het mogelijke deed om in Europa steun te vinden voor zijn dochter Maria-Theresia als erfopvolger, gaf er wederom de voorkeur aan om noch Engeland noch de Verenigde Provinciën tegen zich in het harnas te jagen. De waarde van de aandelen in de Compagnie zakte van 1228 gulden tot 470 gulden. In 1732 voer het laatste schip af naar de Indische gebieden. 1785 Betekende het einde van de Oostendse Compagnie.
Voor een dagboek is dit een lang fragment, maar in de 4de, bijgewerkte uitgave van 2001 van "Het fraaie gelaat van Vlaanderen" van Patricia Carson beslaat dit iets meer dan een halve bladzijde. En meteen gaf ik mezelf een ten volle verstaanbare uitleg over waarom in "Vlaming Hou Zee!" de Oostendse bevolking tijdens het te water laten van de twee opgetuigde schepen in de Oostendse haven zo fier waren "als Antwerpenaars" en bijna zo fier "als Hollanders". Geen verdoken misprijzen van de auteur, maar een greep naar de historische realiteit.
© Danny Peeters 31/07/2012 Mag ik vragen het copyright te respecteren?