Soms ben ik op de meest onmogelijke plaatsen aan het lezen of aan het schrijven. Ik ben niet de man die overal en altijd een tablet of een ander speeltje bij de hand heeft, om dan online te gaan, en rechtstreeks nota's te nemen, die later op de dag of in de nabije toekomst met een simpel copy-paste op de juiste plaats gekleefd worden. Dus heb ik een onoverzichtelijke stapel nota's liggen, papieren en snippers, die soms al niet meer leesbaar zijn, en die inhoudelijk soms al lang vergeten zijn.
Onlangs heb ik er zelfs een aantal van vernietigd, omdat de opmerking in kwestie voorbijgestreefd of het idee vervaagd was. Het overige heeft een boel schrijfwerk gekost, waar ik misschien verder niets meer mee aankan, maar dat - hoe gaat dat met verzamelaars? - misschien toch nog tot iets kan leiden.
Lezen en nota's nemen doe ik in de trein, in de auto als ik wacht op mijn vrouw, in de wachtkamer van de dokter, en als het niet zo onbeleefd zou zijn, zou ik het ook doen als ik ergens op bezoek ben, en waar het lege gepraat me de strot uitkomt.
Een tijd geleden heb ik via de naam van Ludo Abicht de Arkboekjes ontdekt, en ze zijn een bron van allerlei geneugten die via een pdf van twintig tot dertig bladzijden, soms zelfs meer, tot mij komen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik deze documenten netjes afgedrukt heb, om ze via het afdrukprogramma tot boekjes te plooien, die in de wintermaanden netjes zullen ingebonden worden - voor privégebruik.
Bij een bezoek aan de bibliotheek, enige tijd geleden, had ik nog net wat tijd over en besloot op zoek te gaan naar het boek "Het goud van de Vlaamse Letteren", waarin een behoorlijke opsomming te lezen staat van alle mogelijke en onmogelijke literaire en aanverwante prijzen die in Vlaanderen op het gepaste ogenblik uitgereikt worden. In zulk een geval heb ik eerst toch wat opzoekwerk gedaan via Tante Google, en aldus heb ik mijn notablokje bovengehaald, om op bladzijde 210 van dat boek de "Geschiedenis van de Arkprijs van het vrije woord" te lezen, en enige feiten eruit neer te schrijven. De bijdrage in kwestie was niet erg uitgebreid en dat gaf me de gelegenheid om er een lang en betekenisvol citaat uit over te nemen. Vooraleer het ook in de papiermand verdwijnt, en omdat het kopiëren naar mijn papieren dagboek niet echt performant is, hier het meest betekenisvolle deel.
Onlangs heb ik er zelfs een aantal van vernietigd, omdat de opmerking in kwestie voorbijgestreefd of het idee vervaagd was. Het overige heeft een boel schrijfwerk gekost, waar ik misschien verder niets meer mee aankan, maar dat - hoe gaat dat met verzamelaars? - misschien toch nog tot iets kan leiden.
Lezen en nota's nemen doe ik in de trein, in de auto als ik wacht op mijn vrouw, in de wachtkamer van de dokter, en als het niet zo onbeleefd zou zijn, zou ik het ook doen als ik ergens op bezoek ben, en waar het lege gepraat me de strot uitkomt.
Een tijd geleden heb ik via de naam van Ludo Abicht de Arkboekjes ontdekt, en ze zijn een bron van allerlei geneugten die via een pdf van twintig tot dertig bladzijden, soms zelfs meer, tot mij komen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik deze documenten netjes afgedrukt heb, om ze via het afdrukprogramma tot boekjes te plooien, die in de wintermaanden netjes zullen ingebonden worden - voor privégebruik.
Bij een bezoek aan de bibliotheek, enige tijd geleden, had ik nog net wat tijd over en besloot op zoek te gaan naar het boek "Het goud van de Vlaamse Letteren", waarin een behoorlijke opsomming te lezen staat van alle mogelijke en onmogelijke literaire en aanverwante prijzen die in Vlaanderen op het gepaste ogenblik uitgereikt worden. In zulk een geval heb ik eerst toch wat opzoekwerk gedaan via Tante Google, en aldus heb ik mijn notablokje bovengehaald, om op bladzijde 210 van dat boek de "Geschiedenis van de Arkprijs van het vrije woord" te lezen, en enige feiten eruit neer te schrijven. De bijdrage in kwestie was niet erg uitgebreid en dat gaf me de gelegenheid om er een lang en betekenisvol citaat uit over te nemen. Vooraleer het ook in de papiermand verdwijnt, en omdat het kopiëren naar mijn papieren dagboek niet echt performant is, hier het meest betekenisvolle deel.
In 1951 door de redactie van het "Nieuw Vlaams Tijdschrift" ingestelde jaarlijkse prijs ter bekroning van een letterkundige (en vanaf 1975 geregeld ook een andere persoon of instelling) die het vrije woord manifest voert in zijn/haar werk. Na het verdwijnen (1983) van het "Nieuw Vlaams Tijdschrift" werd de prijs toegekend door een onafhankelijk Arkcomité.
De prijs werd in 1951 in het leven geroepen als reactie op het feit dat de Antwerpse provinciale prijs voor letterkunde ("beste werk") in 1950 werd geweigerd aan Marnix Gijsen (voor Joachim van Babylon) nadat de jury dit werk aanvankelijk ter bekroning had voorgesteld. (...)
Na lezing van deze korte bijdrage vielen me een paar punten op. Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik niet weet hoeveel ruimte voor het uitbrengen van het ganse boek ter beschikking werd gesteld door de uitgever. Soms moet een auteur ook wel eens noodgedwongen compacter schrijven dan hij wel zou willen. Maar in dit geval had men toch een ietsje meer mogen vertellen over de omstandigheid van die weigering tot toekenning van de Antwerpse provinciale prijs voor letterkunde aan M. Gijsen voor "Joachim van Babylon". Het gebeurde uiteindelijk na tussenkomst van een priester die het werk van Gijsen, genomineerd voor deze niet onbelangrijke prijs, als moreel niet voldoende hoogstaand brandmerkte. Welke bedreigingen met hel en duivel deze man dan wel aangewend heeft om een jury te overtuigen die nochtans mocht verondersteld worden het vak te kennen, weet ik niet. Hij haalde zijn slag thuis.
Het tweede punt is het feit dat deze weigering, en dus naar alle waarschijnlijkheid ook de motivatie die vrijgegeven werd om de weigering hard te maken, een niet onbelangrijk en net iets belangrijker auteur uit een vorige generatie met toch wel enig gewicht in het verkeerde keelgat geschoten is. Ook over deze auteur wordt in dit korte artikel niet gerept. Herman Teirlinck, want hij was de bedoelde auteur, was hoofdredacteur van het "Nieuw Vlaams Tijdschrift" en liet het daar niet bij. Hij besloot een jaarlijkse, niet bezoldigde prijs uit te reiken, hetgeen de Arkprijs van het vrije woord werd. Een niet onbelangrijk detail, toch!
Sinds 1983 wordt aldus deze prijs, na het verdwijnen van het NVT, door een onafhankelijk comité toegekend. Onder meer Henri Floris Jespers heeft hierin nog een rol gespeeld, en nog veel meer interessante namen worden onder de leden geteld. Op dit ogenblik is Lucas Devos de drijvende kracht.
Het tweede punt is het feit dat deze weigering, en dus naar alle waarschijnlijkheid ook de motivatie die vrijgegeven werd om de weigering hard te maken, een niet onbelangrijk en net iets belangrijker auteur uit een vorige generatie met toch wel enig gewicht in het verkeerde keelgat geschoten is. Ook over deze auteur wordt in dit korte artikel niet gerept. Herman Teirlinck, want hij was de bedoelde auteur, was hoofdredacteur van het "Nieuw Vlaams Tijdschrift" en liet het daar niet bij. Hij besloot een jaarlijkse, niet bezoldigde prijs uit te reiken, hetgeen de Arkprijs van het vrije woord werd. Een niet onbelangrijk detail, toch!
Sinds 1983 wordt aldus deze prijs, na het verdwijnen van het NVT, door een onafhankelijk comité toegekend. Onder meer Henri Floris Jespers heeft hierin nog een rol gespeeld, en nog veel meer interessante namen worden onder de leden geteld. Op dit ogenblik is Lucas Devos de drijvende kracht.
© Danny Peeters, Oudenaarde 29 juli 2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
Mag ik vragen het copyright te respecteren?