Een ziekte die niet echt gezond is: boeken.
Het begon allemaal... een flash back.
Heel lang geleden, toen de uilen nog spraken, moesten wij van een leraar, die ik dan maar "De(n) Uil" zal noemen, als examen een opstel schrijven. Zoals gebruikelijk destijds, werd voor een examen een opgelegd onderwerp aangereikt. Dat was altijd bang afwachten, want stel dat je iets moest schrijven over één of ander onderwerp dat je helemaal niet lag... je moest wel erg diep gaan om toch nog iets realistisch op papier te zetten. Gelukkig heb ik steeds de raad van Den Uil opgevolgd, en was de taktiek klaar: het onderwerp lezen uiteraard, het daarna proeven om je een idee te vormen over de verhaallijn. Vervolgens werd die verhaallijn in maximaal tien trefwoorden genoteerd. Dat alles mocht hoogstens twee minuten duren, om zo als het ware het skelet van het opstel voor je te kunnen zien.
Deze tien trefwoorden werden alle in een zin omgezet, om zo de verschillende fasen van het verhaal vast te leggen. Tot in dit stadium was veranderen van idee nog altijd mogelijk. Het skelet herbouwen, het embryo herboetseren, nog even alles toetsen, met het polshorloge als rechter en beul. Want daarna was het volle gas geven, in één lange rechte lijn. Opnieuw speelde de tijd dezelfde rol, want het examen duurde destijds maximaal twee lesuren.
Men mag het weten: ik hou van boeken. Als kind werd ik na mijn middagdutje wakker, en vond aan het voeteinde van mijn bed één van die weekbladen, die mijn moeder op een stapel bewaarde, en waar ze verder niets meer mee deed. Ze mochten niet weggegooid worden. Waarom ze bewaard werden heeft niemand van ons ooit geweten, maar ik heb er wel mijn voordeel mee gedaan. Mijn kinderogen hadden mijn lezende moeder gadegeslagen en ik bootste haar op speelse manier na. Blad na blad sloeg ik om, kijkend naar alle plaatjes scheurde ik de helft van de bladen omdat ik nog niet geleerd had zorgvuldig met
die "boeken" om te gaan. Dat gaf niet, dat begreep iedereen. Zo drong de geheimzinnige geur van papier en drukinkt tot mij door. Zo deed ik de liefde voor het boek op. Zo kreeg de rustgevende bezigheid van het lezen een eigen betekenis.
Het onderwerp van het opstel in kwestie luidde: het belang van een eigen bibliotheek. Meteen flitste die herinnering aan mijn prilste jeugd door me heen. Ik rook meteen de drukinkt op het papier van mijn moeders' weekbladen. Lezen was in de loop van mijn jeugd mijn meest tijdrovende bezigheid. Het kon dan ook niet anders: een eigen bibliotheek werd gaandeweg een wensdroom. Maar tijdens dat examen werd plots van mij gevraagd die zich ondertussen realiserende wensdroom te verwoorden. Dat was toch niet zo voor de hand liggend. Graag lezen was één ding, uitleggen wat het belang en de betekenis van een eigen bibliotheek kon zijn, was toch nog wat anders. Er werd van mij eigenlijk niets anders verwacht dan precies te verwoorden hoe ver mijn liefde voor het boek ging.
Een boel vragen kwam bij me op en tot mijn verveling waren een aantal van die vragen zelfs confronterend. Zo moest ik bijvoorbeeld verklaren waarom de verhalen van Karl May over Winnetou en Old Shatterhand mij zo boeiden, terwijl ik net in een fase was aangekomen waarin ik begreep dat die schrijver eigenlijk een volslagen fantast was. Hij had nooit een voet in de wereld van de Indianen gezet. Want dat was één van mijn andere vragen. Lezen op zich was namelijk niet voldoende. Ik was er zeer vlug achter gekomen dat als je leest, je de dingen ook moet kunnen plaatsen. Een boek, zo ontdekte ik, had een schrijver nodig om te ontstaan. En elke schrijver, zo had ik al ondervonden, schreef op een andere manier. Ik werd analytisch, en begon tegelijkertijd te synthetiseren, want Nowee, zowel Johannes als Paulus, schrijver(s) van Arendsoog, die andere avonturenreeks die ook over het Wilde Westen handelde, vertelde op een totaal verschillende wijze over wat in de grond toch hetzelfde was.
Al vroeg had ik geleerd dat één van de redenen van die verschillen kon liggen in het verleden van de schrijvers. Wie iets over schrijvers wilde weten, moest dus zoeken. Op zekere dag heb ik mijn stoute schoenen aangetrokken, om mijn probleem aan mijn leraar Nederlandse taal voor te leggen. Het was niet Den Uil, die kwam pas veel later in mijn leven, maar de brave man die ik wel aansprak keek raar op, toen ik met een dergelijke vergaande vraag bij hem terechtkwam. Zijn antwoord is voor mij van doorslaggevende aard geweest.
Mijn verdere leven heb ik steeds met boeken omgesprongen op de wijze, zoals die leraar het mij uitgelegd heeft. Hij vertelde me dat als ik iets wilde weten over schrijvers, ik bijvoorbeeld een encyclopedie kon raadplegen. Afhankelijk van het belang van de auteur in kwestie zou ik op die manier een korte dan wel vrij uitgebreide samenvatting van zijn leven, zijn werk en dus ook van zijn belang kunnen oprapen. "Kijk", zei hij, "als je me zegt over wie je meer wil weten, zullen
we dat eens tesamen onderzoeken." Ik gaf toe dat ik indianenverhaaltjes las. Hij bekeek me even, schatte me in, ondervroeg me over de details van wat ik las en antwoordde toen: "Karl May dus. Een kanjer hoor." Ik hoorde het in Keulen donderen. Bij mijn uitleg over mijn lektuur had ik nauwelijks de naam van de Heilige Winnetou en zijn trouwe en dappere vriend Old Shatterhand genoemd, of hij wist over welke boeken ik het had! "Morgen is het woensdag, dan ga ik altijd naar de bibliotheek. Als je wil, mag je meekomen, dan gaan we een beetje snuisteren."
Met toestemming van mijn moeder mocht ik die woensdag met de fiets naar de stad, recht naar de bibliotheek. Hij zat me in het park op een bank al op te wachten. We stapten naar binnen, en daar het mijn allereerste bezoek aan de bibliotheek in de stad was, moest ik nog ingeschreven worden. Dat kostte ook nog eens lidgeld, hetgeen ik niet voorzien had, maar hij betaalde en zei dat ik het geld maar aan mijn moeder moest vragen, het was goed voor één jaar, en hier is je lidkaart. We stapten naar binnen.
In mijn kindertijd was ik natuurlijk wel in de parochiale bibliotheek, De Boekerij, geweest, maar boekerij en bibliotheek verhielden zich tot elkaar zoals de aarde tot de hemel. Ik keek mijn ogen uit. Met de nodige uitleg over de gang van zaken, en over de indeling van het boekenpatrimonium, stapten wij langzaam door de verschillende zalen. Dat er zoveel boeken bestonden, die over zoveel verschillende onderwerpen konden verdeeld worden, kon ik niet bevatten. Die indrukwekkende tocht doorheen de boekenwereld is me altijd bijgebleven. "Hier, hier staan de naslagwerken", wist mijn mentor.
Naslagwerken. Een woord dat ik nog niet kende. Maar aan de omvang van de boeken kon ik zien dat daar niet alleen verhaaltjes in stonden. Het moest over veel meer gaan. En het woord viel. "Hier doe je kennis op over hetgeen je al gelezen hebt. Hier moet je zoeken en lezen om te begrijpen wat je gelezen hebt."
De ene intellectuele mokerslag na de andere kwam op me neer. "We gaan het voor je eerste keer niet te ingewikkeld maken," zei hij, terwijl hij een deel van de encylopedie uit de rekken nam. "Dit is een leeszaal, maar mensen komen hier niet om zo maar te lezen. Ze studeren!" Ik weerstond aan de aandrang om even familiair te worden. Ik bedacht dat op een woensdagnamiddag gestudeerd werd als er strafstudie in het spel was. Wij schoten op woensdagnamiddag, op straat spelend en verdeeld in een groep cowboy's en een groep indianen die laatsten zorgvuldig en meervoudig dood. Mors-dood. Studeren was er niet bij. Cowboy's schoten, indianen stierven. Zo was het leven in een dorpje aan de rand van de stad, op een doorsnee woensdagnamiddag.
Ik kreeg geen tijd voor zulke profane gedachten, de leraar wees me erop dat in een studiezaal de stilte heilig was, en fluisterde me toe dat hij ook nog een boek over het Wilde Westen moest vinden, alsmede één waarin de geschiedenis van de "Verenigde Staten" beschreven stond. Daar was ik best tevreden mee. Het boek over Karl May, het is te zeggen, dat stukje encycopedie was al zwaar genoeg. Het Wilde Westen was een aanvulling waar ik niet op gerekend had, en de geschiedenis van die staten kon mij eerlijk gezegd gestolen worden, dat zou hij waarschijnlijk wel voor zichzelf uitgezocht hebben. Wij vonden een tafel met twee plaatsen naast mekaar, legden onze boeken voor ons, maar dat volstond blijkbaar niet. Hij had ook een aktentas bij zich, en haalde daar een schijfblok, twee blauwe en één rode kogelpen uit, en zegde: "Zo, je leest dus boeken van Karl May, en je wilt wat meer weten over hem en zijn boeken."
Daar in de leeszaal is de derde fase van mijn boekenliefde ontstaan. Als ik mij eerst doorheen de weekbladen van mijn moeder roefelde, om vervolgens via Lex en Rex en nog een handvol andere helden bij Winnetou te komen, werd die dag deel drie van de trilogie over mijn boekenleven en -liefde aangevat. Plotseling gingen er wolken verschuiven, en de hemel werd stralend van het almaar helderder wordende licht. Het is mijn adagio geworden: je leest zoveel je wil, maar je studeert evenveel als je leest. De encylopedie heb ik ondertussen ingeruild voor internet, beter nog, Tante Google bewijst me dezelfde diensten die mij destijds de Elsevier geleverd heeft. Stap voor stap, maar in nauwelijks twee uur tijd, leerde deze man, die ik eeuwig dankbaar ben, mij te lezen, daarna te studeren, en beide activiteiten op een structurele manier te doen. Naslagwerken werden opengeslagen, er werden korte discussies gehouden, op fluisterende toon, notities werden neergeschreven, hoofdzaken in het rood, uitleg in het blauw, andere delen van de encyclopedie werden aangesleept, nieuwe opzoekingen gedaan, en ook het boek over die staten werden erbij gehaald.
"De Verenigde Staten", dat was dus Amerika, het land van de cowboy's en de Indianen. En dat land was niet zo maar wild. Vroeger wel, maar nu was het... beschaafd. Vietnam was voor mij nog ver af, Woodstock moest nog komen. Nu waren de presidenten aan de orde, en de grote trek naar het Westen kwam eraan. Zowaar Pocahontas (haar naam heb ik toen niet onthouden) kwam even boven drijven, Columbus mocht nog even losjes zijn ontdekking overdoen, Sitting Bull was plots geen moordzuchtige smeerlap meer, maar een verzetsheld, die het niet echt gehaald had, en een wazig verhaal over de gewonde knie heb ik toen niet echt kunnen plaatsen. Er waren nog horden Spanjaarden, Ieren, Fransen, Chinezen en zwarte slaven te verteren. Het werd teveel, en de leraar zag de bui hangen. Het was een intensieve les geweest, die woensdagnamiddag, en de toenmalige Indianen van Oud-Herk hadden niet zoveel geduld dat ze - nog een extra keer - lang na vijf uur wilden opdraven om doodgeschoten te worden.
Mijn nota's stak hij in zijn aktentas, en 's anderendaags mocht ik ze bij hem gaan ophalen. Mijn woensdagen zijn nooit meer dezelfde geweest. Ik bracht al maar meer tijd door in de bibliotheek. Ik las en studeerde, op mijn kamer.
Toen de dag van het opstel eraan kwam, heb ik dat verhaal verteld. Over hoe ik leerde over boeken studeren. Het verhaal over hoe lezen niet kan zonder boeken bij de hand. En boeken over boeken om te lezen waarom boeken zijn wat ze zijn. Ook boeken over de schrijvers van boeken, want een verhaal wordt nooit een verhaal zonder de geestelijke handtekening van de auteur. Mijn bibliotheek is ondertussen enige duizenden exemplaren groot, de boeken groeien uit mijn oren, neus en mond, maar dat kon ik toen nog niet voorzien. Nog steeds kom ik wekelijks thuis met tien, vijftien, twintig boeken uit het tweedehandscircuit, niet allemaal om te lezen in één ruk, maar de meeste mensen begrijpen dat niet. Dat zal ik misschien later, in een aanvullend artikel wel eens uitleggen. Maar sommigen die hier meelezen weten er al alles en nog veel meer over dan ik.
Ik schreef het opstel over het belang van een eigen bibliotheek. Het werd geen goed opstel, maar dat kon ook niet anders. Ik had aan twee uren niet genoeg om mijn gedachten zorgvuldig uit te schrijven. Nu nog steeds niet. "Den Uil" heeft meedogenloos met de rode pen mijn puntentotaal omlaag gehaald. Maar de eindopmerking die hij op het werk zette, doet me nog altijd deugd: "schrijf méér over minder! Het opzet is goed, de uitwerking kan veel beter."
Ge had gelijk, Mijnheer "Den Uil", maar het is wel uw collega die me de weg gewezen heeft. Beide, toch hartelijk bedankt!
foto's volgen
© Danny Peeters, Oudenaarde 17/10/2012
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
Het begon allemaal... een flash back.
Heel lang geleden, toen de uilen nog spraken, moesten wij van een leraar, die ik dan maar "De(n) Uil" zal noemen, als examen een opstel schrijven. Zoals gebruikelijk destijds, werd voor een examen een opgelegd onderwerp aangereikt. Dat was altijd bang afwachten, want stel dat je iets moest schrijven over één of ander onderwerp dat je helemaal niet lag... je moest wel erg diep gaan om toch nog iets realistisch op papier te zetten. Gelukkig heb ik steeds de raad van Den Uil opgevolgd, en was de taktiek klaar: het onderwerp lezen uiteraard, het daarna proeven om je een idee te vormen over de verhaallijn. Vervolgens werd die verhaallijn in maximaal tien trefwoorden genoteerd. Dat alles mocht hoogstens twee minuten duren, om zo als het ware het skelet van het opstel voor je te kunnen zien.
Deze tien trefwoorden werden alle in een zin omgezet, om zo de verschillende fasen van het verhaal vast te leggen. Tot in dit stadium was veranderen van idee nog altijd mogelijk. Het skelet herbouwen, het embryo herboetseren, nog even alles toetsen, met het polshorloge als rechter en beul. Want daarna was het volle gas geven, in één lange rechte lijn. Opnieuw speelde de tijd dezelfde rol, want het examen duurde destijds maximaal twee lesuren.
Men mag het weten: ik hou van boeken. Als kind werd ik na mijn middagdutje wakker, en vond aan het voeteinde van mijn bed één van die weekbladen, die mijn moeder op een stapel bewaarde, en waar ze verder niets meer mee deed. Ze mochten niet weggegooid worden. Waarom ze bewaard werden heeft niemand van ons ooit geweten, maar ik heb er wel mijn voordeel mee gedaan. Mijn kinderogen hadden mijn lezende moeder gadegeslagen en ik bootste haar op speelse manier na. Blad na blad sloeg ik om, kijkend naar alle plaatjes scheurde ik de helft van de bladen omdat ik nog niet geleerd had zorgvuldig met
die "boeken" om te gaan. Dat gaf niet, dat begreep iedereen. Zo drong de geheimzinnige geur van papier en drukinkt tot mij door. Zo deed ik de liefde voor het boek op. Zo kreeg de rustgevende bezigheid van het lezen een eigen betekenis.
Het onderwerp van het opstel in kwestie luidde: het belang van een eigen bibliotheek. Meteen flitste die herinnering aan mijn prilste jeugd door me heen. Ik rook meteen de drukinkt op het papier van mijn moeders' weekbladen. Lezen was in de loop van mijn jeugd mijn meest tijdrovende bezigheid. Het kon dan ook niet anders: een eigen bibliotheek werd gaandeweg een wensdroom. Maar tijdens dat examen werd plots van mij gevraagd die zich ondertussen realiserende wensdroom te verwoorden. Dat was toch niet zo voor de hand liggend. Graag lezen was één ding, uitleggen wat het belang en de betekenis van een eigen bibliotheek kon zijn, was toch nog wat anders. Er werd van mij eigenlijk niets anders verwacht dan precies te verwoorden hoe ver mijn liefde voor het boek ging.
Een boel vragen kwam bij me op en tot mijn verveling waren een aantal van die vragen zelfs confronterend. Zo moest ik bijvoorbeeld verklaren waarom de verhalen van Karl May over Winnetou en Old Shatterhand mij zo boeiden, terwijl ik net in een fase was aangekomen waarin ik begreep dat die schrijver eigenlijk een volslagen fantast was. Hij had nooit een voet in de wereld van de Indianen gezet. Want dat was één van mijn andere vragen. Lezen op zich was namelijk niet voldoende. Ik was er zeer vlug achter gekomen dat als je leest, je de dingen ook moet kunnen plaatsen. Een boek, zo ontdekte ik, had een schrijver nodig om te ontstaan. En elke schrijver, zo had ik al ondervonden, schreef op een andere manier. Ik werd analytisch, en begon tegelijkertijd te synthetiseren, want Nowee, zowel Johannes als Paulus, schrijver(s) van Arendsoog, die andere avonturenreeks die ook over het Wilde Westen handelde, vertelde op een totaal verschillende wijze over wat in de grond toch hetzelfde was.
Al vroeg had ik geleerd dat één van de redenen van die verschillen kon liggen in het verleden van de schrijvers. Wie iets over schrijvers wilde weten, moest dus zoeken. Op zekere dag heb ik mijn stoute schoenen aangetrokken, om mijn probleem aan mijn leraar Nederlandse taal voor te leggen. Het was niet Den Uil, die kwam pas veel later in mijn leven, maar de brave man die ik wel aansprak keek raar op, toen ik met een dergelijke vergaande vraag bij hem terechtkwam. Zijn antwoord is voor mij van doorslaggevende aard geweest.
Mijn verdere leven heb ik steeds met boeken omgesprongen op de wijze, zoals die leraar het mij uitgelegd heeft. Hij vertelde me dat als ik iets wilde weten over schrijvers, ik bijvoorbeeld een encyclopedie kon raadplegen. Afhankelijk van het belang van de auteur in kwestie zou ik op die manier een korte dan wel vrij uitgebreide samenvatting van zijn leven, zijn werk en dus ook van zijn belang kunnen oprapen. "Kijk", zei hij, "als je me zegt over wie je meer wil weten, zullen
we dat eens tesamen onderzoeken." Ik gaf toe dat ik indianenverhaaltjes las. Hij bekeek me even, schatte me in, ondervroeg me over de details van wat ik las en antwoordde toen: "Karl May dus. Een kanjer hoor." Ik hoorde het in Keulen donderen. Bij mijn uitleg over mijn lektuur had ik nauwelijks de naam van de Heilige Winnetou en zijn trouwe en dappere vriend Old Shatterhand genoemd, of hij wist over welke boeken ik het had! "Morgen is het woensdag, dan ga ik altijd naar de bibliotheek. Als je wil, mag je meekomen, dan gaan we een beetje snuisteren."
Met toestemming van mijn moeder mocht ik die woensdag met de fiets naar de stad, recht naar de bibliotheek. Hij zat me in het park op een bank al op te wachten. We stapten naar binnen, en daar het mijn allereerste bezoek aan de bibliotheek in de stad was, moest ik nog ingeschreven worden. Dat kostte ook nog eens lidgeld, hetgeen ik niet voorzien had, maar hij betaalde en zei dat ik het geld maar aan mijn moeder moest vragen, het was goed voor één jaar, en hier is je lidkaart. We stapten naar binnen.
In mijn kindertijd was ik natuurlijk wel in de parochiale bibliotheek, De Boekerij, geweest, maar boekerij en bibliotheek verhielden zich tot elkaar zoals de aarde tot de hemel. Ik keek mijn ogen uit. Met de nodige uitleg over de gang van zaken, en over de indeling van het boekenpatrimonium, stapten wij langzaam door de verschillende zalen. Dat er zoveel boeken bestonden, die over zoveel verschillende onderwerpen konden verdeeld worden, kon ik niet bevatten. Die indrukwekkende tocht doorheen de boekenwereld is me altijd bijgebleven. "Hier, hier staan de naslagwerken", wist mijn mentor.
Naslagwerken. Een woord dat ik nog niet kende. Maar aan de omvang van de boeken kon ik zien dat daar niet alleen verhaaltjes in stonden. Het moest over veel meer gaan. En het woord viel. "Hier doe je kennis op over hetgeen je al gelezen hebt. Hier moet je zoeken en lezen om te begrijpen wat je gelezen hebt."
De ene intellectuele mokerslag na de andere kwam op me neer. "We gaan het voor je eerste keer niet te ingewikkeld maken," zei hij, terwijl hij een deel van de encylopedie uit de rekken nam. "Dit is een leeszaal, maar mensen komen hier niet om zo maar te lezen. Ze studeren!" Ik weerstond aan de aandrang om even familiair te worden. Ik bedacht dat op een woensdagnamiddag gestudeerd werd als er strafstudie in het spel was. Wij schoten op woensdagnamiddag, op straat spelend en verdeeld in een groep cowboy's en een groep indianen die laatsten zorgvuldig en meervoudig dood. Mors-dood. Studeren was er niet bij. Cowboy's schoten, indianen stierven. Zo was het leven in een dorpje aan de rand van de stad, op een doorsnee woensdagnamiddag.
Ik kreeg geen tijd voor zulke profane gedachten, de leraar wees me erop dat in een studiezaal de stilte heilig was, en fluisterde me toe dat hij ook nog een boek over het Wilde Westen moest vinden, alsmede één waarin de geschiedenis van de "Verenigde Staten" beschreven stond. Daar was ik best tevreden mee. Het boek over Karl May, het is te zeggen, dat stukje encycopedie was al zwaar genoeg. Het Wilde Westen was een aanvulling waar ik niet op gerekend had, en de geschiedenis van die staten kon mij eerlijk gezegd gestolen worden, dat zou hij waarschijnlijk wel voor zichzelf uitgezocht hebben. Wij vonden een tafel met twee plaatsen naast mekaar, legden onze boeken voor ons, maar dat volstond blijkbaar niet. Hij had ook een aktentas bij zich, en haalde daar een schijfblok, twee blauwe en één rode kogelpen uit, en zegde: "Zo, je leest dus boeken van Karl May, en je wilt wat meer weten over hem en zijn boeken."
Daar in de leeszaal is de derde fase van mijn boekenliefde ontstaan. Als ik mij eerst doorheen de weekbladen van mijn moeder roefelde, om vervolgens via Lex en Rex en nog een handvol andere helden bij Winnetou te komen, werd die dag deel drie van de trilogie over mijn boekenleven en -liefde aangevat. Plotseling gingen er wolken verschuiven, en de hemel werd stralend van het almaar helderder wordende licht. Het is mijn adagio geworden: je leest zoveel je wil, maar je studeert evenveel als je leest. De encylopedie heb ik ondertussen ingeruild voor internet, beter nog, Tante Google bewijst me dezelfde diensten die mij destijds de Elsevier geleverd heeft. Stap voor stap, maar in nauwelijks twee uur tijd, leerde deze man, die ik eeuwig dankbaar ben, mij te lezen, daarna te studeren, en beide activiteiten op een structurele manier te doen. Naslagwerken werden opengeslagen, er werden korte discussies gehouden, op fluisterende toon, notities werden neergeschreven, hoofdzaken in het rood, uitleg in het blauw, andere delen van de encyclopedie werden aangesleept, nieuwe opzoekingen gedaan, en ook het boek over die staten werden erbij gehaald.
"De Verenigde Staten", dat was dus Amerika, het land van de cowboy's en de Indianen. En dat land was niet zo maar wild. Vroeger wel, maar nu was het... beschaafd. Vietnam was voor mij nog ver af, Woodstock moest nog komen. Nu waren de presidenten aan de orde, en de grote trek naar het Westen kwam eraan. Zowaar Pocahontas (haar naam heb ik toen niet onthouden) kwam even boven drijven, Columbus mocht nog even losjes zijn ontdekking overdoen, Sitting Bull was plots geen moordzuchtige smeerlap meer, maar een verzetsheld, die het niet echt gehaald had, en een wazig verhaal over de gewonde knie heb ik toen niet echt kunnen plaatsen. Er waren nog horden Spanjaarden, Ieren, Fransen, Chinezen en zwarte slaven te verteren. Het werd teveel, en de leraar zag de bui hangen. Het was een intensieve les geweest, die woensdagnamiddag, en de toenmalige Indianen van Oud-Herk hadden niet zoveel geduld dat ze - nog een extra keer - lang na vijf uur wilden opdraven om doodgeschoten te worden.
Mijn nota's stak hij in zijn aktentas, en 's anderendaags mocht ik ze bij hem gaan ophalen. Mijn woensdagen zijn nooit meer dezelfde geweest. Ik bracht al maar meer tijd door in de bibliotheek. Ik las en studeerde, op mijn kamer.
Toen de dag van het opstel eraan kwam, heb ik dat verhaal verteld. Over hoe ik leerde over boeken studeren. Het verhaal over hoe lezen niet kan zonder boeken bij de hand. En boeken over boeken om te lezen waarom boeken zijn wat ze zijn. Ook boeken over de schrijvers van boeken, want een verhaal wordt nooit een verhaal zonder de geestelijke handtekening van de auteur. Mijn bibliotheek is ondertussen enige duizenden exemplaren groot, de boeken groeien uit mijn oren, neus en mond, maar dat kon ik toen nog niet voorzien. Nog steeds kom ik wekelijks thuis met tien, vijftien, twintig boeken uit het tweedehandscircuit, niet allemaal om te lezen in één ruk, maar de meeste mensen begrijpen dat niet. Dat zal ik misschien later, in een aanvullend artikel wel eens uitleggen. Maar sommigen die hier meelezen weten er al alles en nog veel meer over dan ik.
Ik schreef het opstel over het belang van een eigen bibliotheek. Het werd geen goed opstel, maar dat kon ook niet anders. Ik had aan twee uren niet genoeg om mijn gedachten zorgvuldig uit te schrijven. Nu nog steeds niet. "Den Uil" heeft meedogenloos met de rode pen mijn puntentotaal omlaag gehaald. Maar de eindopmerking die hij op het werk zette, doet me nog altijd deugd: "schrijf méér over minder! Het opzet is goed, de uitwerking kan veel beter."
Ge had gelijk, Mijnheer "Den Uil", maar het is wel uw collega die me de weg gewezen heeft. Beide, toch hartelijk bedankt!
foto's volgen
© Danny Peeters, Oudenaarde 17/10/2012
Mag ik vragen het copyright te respecteren?